ECLI:NL:RBZWB:2024:5066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423300 / JE RK 24-1086 (spoed)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een pleeggezin

Op 19 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de (spoed)uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die de uithuisplaatsing van de meisjes in een pleeggezin heeft aangevraagd. De ouders van de meisjes, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J. Nederlof, hebben hun standpunt naar voren gebracht tijdens de mondelinge behandeling, waarbij ook een vertegenwoordigster van de GI aanwezig was. De rechtbank heeft eerder op 11 juni 2024 een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de meisjes van 11 tot 25 juni 2024. Tijdens de zitting op 19 juni 2024 is het verzoek om een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing voor een langere periode besproken. De ouders hebben aangegeven dat ze graag zelf voor de meisjes willen zorgen, maar dat dit afhankelijk is van hun plaatsing in een ouder-kind traject. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de meisjes zich goed ontwikkelen in het pleeggezin en dat er een goede samenwerking is tussen de ouders en de jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van de meisjes in het pleeggezin te verlengen tot 21 augustus 2024, en heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders hebben de beslissing van de kinderrechter gerespecteerd en zijn tevreden met de huidige situatie, terwijl de GI de ouders op de hoogte houdt van de ontwikkeling van de meisjes.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/423300 / JE RK 24-1086 (spoed)
C/02/423303 / JE RK 24-1087 (regulier)
Datum uitspraak: 19 juni 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)uithuisplaatsing
in de zaken van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
en
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden hierna gezamenlijk ook genoemd: de meisjes.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere procesverloop

1.1
Dit blijkt uit:
- de door deze rechtbank op 11 juni 2024 gegeven tussenbeschikking en alle daarin genoemde stukken.
1.2
Op 19 juni 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling - met gesloten deuren - behandeld.
Gehoord zijn:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordigster van de GI.

2.De verzoeken

2.1
Bij voormelde tussenbeschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) van 11 juni 2024 tot 25 juni 2024.
2.2
Aan de orde is het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging voor de duur van vier weken en een verzoek om een (aansluitende) reguliere machtiging om de meisjes uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden.
Gelet op het feit dat de voorlopige ondertoezichtstelling loopt tot 21 augustus 2024, heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling de duur van het verzoek om een reguliere machtiging gewijzigd tot die datum.

3.Het (nadere) standpunt van de GI

3.1
Namens de GI is - samengevat - aanvullend naar voren gebracht dat de meisjes op 11 juni 2024 vanuit het ziekenhuis in een pleeggezin zijn geplaatst. De meisjes ontwikkelen zich daar goed. De ouders hebben op 18 juni 2024 voor het eerst een omgangsmoment gehad met de meisjes. Dit is voor iedereen prettig verlopen. De ouders hebben de meisjes vastgehouden en gevoed. De ouders laten zien dat zij adequaat omgaan met deze moeilijke situatie. Verder wordt gezien dat sinds de meisjes in het pleeggezin zijn geplaatst dit voor de ouders ook een zekere vorm van rust heeft gebracht.
3.2
De ouders hebben een weloverwogen en bewuste keuze gemaakt om te wachten op een plek in een ouder-kind traject waar ze samen kunnen verblijven. De enige optie is [traject] van Sterk Huis, waar pas op zijn vroegst in het najaar van 2024 een plek beschikbaar is. De GI heeft de ouders en de meisjes inmiddels bij [traject] aangemeld en in de tussentijd doet de GI al het mogelijke om de ouders van de ontwikkeling van de meisjes op de hoogte te houden. Ook is er oog en aandacht voor mogelijke uitbreiding van de bezoekmomenten. Of en in hoeverre daartoe kan worden overgegaan en met welke frequentie is afhankelijk van wat haalbaar is voor de ouders en de meisjes.

4.Het standpunt van de ouders

4.1
De ouders hebben - samengevat - naar voren gebracht dat de spoeduithuisplaatsing erg ingrijpend was en veel impact heeft gehad. De ouders vinden het heel belangrijk dat ze door de betrokken hulpverlening respectvol en gelijkwaardig worden behandeld. Ook is van belang dat de ouders worden meegenomen in belangrijke zaken en beslissing voor de meisjes zodat er geen onduidelijkheid ontstaat. De samenwerking met de jeugdbeschermer is goed en de ouders zijn ook tevreden over het pleeggezin. De ouders vinden het goed als de meisjes daar blijven totdat ze samen in een ouder-kind project terecht kunnen.
4.2
Mr. Nederlof merkt op dat de ouders hun mening goed hebben verwoord. Verder concludeert hij dat de spoedmachtiging op juiste gronden is verleend. Tot slot kan het verzoek om een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing, gelet op het standpunt van de ouders, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling worden toegewezen.

5.De beoordeling

5.1
Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
Bij beschikking van 11 juni 2024 heeft deze rechtbank een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de meisjes in een pleeggezin verleend van 11 tot 25 juni 2024, zonder de ouders te horen. Er zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een ander oordeel. Omdat er nu ook een beslissing volgt op het reguliere verzoek, zal het resterende deel van het spoedverzoek bij gebrek aan belang worden afgewezen.
5.2
Reguliere machtiging tot uithuisplaatsing
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.3
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat de ouders graag zelf voor de meisjes willen zorgen, maar dat daarvoor nodig is dat ze (samen) in een ouder-kind traject worden geplaatst. Op dit moment is er geen organisatie waar dat mogelijk is, zodat de meisjes nu in een pleeggezin verblijven. De kinderrechter vindt het erg knap van de ouders dat ze hier zo goed mee omgaan en dat ze ermee instemmen dat de meisjes voorlopig in het pleeggezin blijven. De ouders laten daarmee zien in het belang van de meisjes te kunnen denken en handelen.
Verder is het positief dat er een goede samenwerking is tussen de jeugdbeschermer en de ouders.
Net als iedereen, hoopt de kinderrechter dat er zo snel mogelijk een plek vrijkomt bij [traject] . Tot die tijd is het noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de meisjes dat ze in het pleeggezin verblijven. De kinderrechter zal het verzoek van de GI dan ook toewijzen.
5.4
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een
voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) van 25 juni 2024 tot 21 augustus 2024;
6.2
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 2 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.