ECLI:NL:RBZWB:2024:5071

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423419 / FA RK 24/2693
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1980, die een zwervend bestaan leidt en lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene formeel staat ingeschreven op een adres in [plaats 1], maar dat hij voornamelijk in [plaats 1] verblijft en geen daadwerkelijke GGz-behandeling ontvangt. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2024 waren verschillende betrokkenen aanwezig, waaronder de advocaat van de betrokkene en zorgverleners. De rechtbank concludeert dat zij niet bevoegd is om het verzoek te behandelen, omdat de betrokkene zijn gewone verblijfplaats in [plaats 1] heeft. De zaak is daarom verwezen naar de rechtbank Den Haag, die wel bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter B. Benjaddi en is op dezelfde dag schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423419 / FA RK 24/2693
Verwijzing van verzoek machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 25 juni 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] [plaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.A. Breewel-Witteveen te Goes.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 juni 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 10 mei 2024;
- de medische verklaring van 25 april 2024;
- een zorgplan van 22 april 2024;
- een zorgkaart van 22 april 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie en politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juni 2024, aan het [adres] te [plaats 2] , zijnde het woonadres van de ouders van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de advocaat namens de niet aanwezige betrokkene;
- de heer [naam 1] , GZ psycholoog in opleiding;
- de heer [naam 2] , gezinspsycholoog/zorgverantwoordelijke;
- mevrouw [naam 3] , zorgverlener OGGZ,
- de ouders van betrokkene;
- een broer van betrokkene;
- een zus van betrokkene.
1.4
De officier van justitie heeft aangegeven voornemens te zijn de mondelinge behandeling bij te wonen. Daaropvolgend is de officier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling niet verschenen.

2.Verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Beoordeling

3.1
De rechtbank is uit de inhoud van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling het navolgende gebleken.
3.2
Door de advocaat van betrokkene is erop gewezen dat zij niet met haar cliënt over het voorliggend verzoek heeft kunnen spreken. Ook is zij er niet zeker van dat betrokkene van de datum en het tijdstip van de mondelinge behandeling op de hoogte is. In dat licht acht zij van belang dat gebleken is dat betrokkene formeel in de BRP staat ingeschreven te [plaats 1] (briefadres bij de gemeente)). Verder wijst zij erop dat de onafhankelijke psychiater niet met betrokkene in persoon heeft kunnen spreken. Ter toelichting daarop is in de medische verklaring, die al op 25 april 2024 is opgemaakt, samengevat het navolgende opgemerkt:
“Ik heb mij op 18 april 2024 met een medewerker van OGGZ naar de woning van de
ouders van betrokkene begeven, alwaar een afspraak was gemaakt voor de beoordeling, alwaar betrokkene op dat moment niet aanwezig was. De zus van betrokkene, die wel aanwezig was, heeft vervolgens mondeling toegelicht dat betrokkene - naar zij vermoedt - vanaf 2008 aan een psychische stoornis of daarmee verwante aandoening lijdt. In de periode 2008 - 2018 heeft hij afwisselend in [plaats 1] , Turkije en in België verbleven. Tussentijds - in 2012 - is geprobeerd hem te behandelen, echter zonder resultaat. Nadat in 2018 de partner de relatie met betrokkene had beëindigd is betrokkene gaan zwerven in de regio [plaats 1] , ook verbleef hij gedurende langere periodes bij zijn ouders in [plaats 2] . De zus vertelt dat ze nauwelijks kan communiceren met betrokkene, omdat hij in zijn eigen wereld leeft. Een vriendin van de zus van betrokkene belt met de mededeling dat zij betrokkene in [plaats 1] heeft gezien. Hij had brandwonden van sigarettenpeuken op zijn lichaam. Hij zou slapen in de parkeergarage van een supermarkt. De vriendin van de zus heeft betrokkene geld gegeven en gezegd dat hij de trein moest nemen naar [plaats 2] . De onafhankelijke psychiater vervolgt dat hij op 25 april 2024 weer langs het adres van de ouders van betrokkene is gegaan. De zus had telefonisch al aangegeven aan de medewerker van OGGZ dat betrokkene niet in [plaats 2] aangekomen was. Aangezien er geen aanwijsbare reden is om aan te nemen dat betrokkene binnen afzienbare tijd in [plaats 2] zal zijn, is besloten de medische verklaring op deze beschikbare gegevens op te stellen.”
3.3
De zus van betrokkene brengt tijdens de mondelinge behandeling - aanvullend - naar voren dat zij betrokkene twee weken geleden in zwervende toestand heeft aangetroffen in [plaats 1] . De zus geeft verder aan dat betrokkene zich vrijwel altijd in dezelfde buurt in [plaats 1] ophoudt, waardoor hij relatief gemakkelijk te vinden is.
Zij heeft hem naar [plaats 2] gebracht met de auto. Tijdens de rit maakte betrokkene op haar een ernstig verwarde indruk. Vervolgens liet hij in de woning van zijn ouders aangekomen minimale verzorging toe en is hij vrijwel direct weer vertrokken, vermoedelijk terug naar [plaats 1] .
3.4
De broer van betrokkene geeft aan dat in het verleden er enige tijd GGz zorg vanuit de regio van de woonplaats van zijn ouders betrokken is geweest. Hij bevestigt dat betrokkene weliswaar staat ingeschreven op een adres in [plaats 1] , maar dat hij bij gebrek aan een vast onderkomen en aan contact met zijn (voormalige) partner en kinderen een zwervend bestaan leidt. Dit betekent dat hij af en toe ook naar het adres van zijn ouders in [plaats 2] komt. Hij maakt zich mede gelet op de voorgeschiedenis van betrokkene grote zorgen om de actuele toestand van betrokkene.
3.5
De zorgverlener OGGz merkt op dat in een eerder stadium is geprobeerd in samenspraak met de directe familie van betrokkene een behandelprogramma vast te stellen, met daarin opgenomen voorwaarden die door betrokkene dienden te worden nageleefd. Dit bleek vervolgens wegens onvoldoende medewerking daaraan door betrokkene en door zijn zwerfgedrag niet haalbaar. Ook zijn pogingen tot het starten van een procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging om die reden zonder resultaat gebleven. Volgens de haar laatst bekende gegevens is betrokkene nog op zaterdag, 22 juni 2024 in beschonken toestand in [plaats 1] gesignaleerd.
3.6
De gezinspsycholoog/zorgverantwoordelijke merkt op dat er al eerder plannen waren gemaakt om de GGz zorg en -ondersteuning naar de regio [plaats 1] te verplaatsen.
3.7
De rechtbank concludeert uit de hiervoor vermelde gegevens en omstandigheden dat betrokkene op dit moment formeel zijn woonplaats heeft, of althans in de BRP staat ingeschreven, op een adres in [plaats 1] . Verder staat vast dat hij een overwegend zwervend bestaan leidt en dat hij op meerdere momenten, waaronder ook nog zeer recent, in [plaats 1] is gesignaleerd. Betrokkene komt wel af en toe naar het woonadres van zijn ouders in [plaats 2] , maar van daadwerkelijke GGz-behandeling is geen sprake. Voorts blijkt uit de bij het verzoekschrift gevoegde politie mutaties over betrokkene van een aantal (overlast)situaties, waarvan melding is gemaakt in [plaats 1] gedurende de periode medio april 2024 tot en met medio juni 2024.
3.8
Uit het vorenstaande volgt dat betrokkene zijn gewone verblijfplaats hoofdzakelijk in [plaats 1] heeft en daar - formeel - ook woonachtig is. Dit betekent dat deze rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 1:6 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), niet bevoegd is het voorliggend verzoek te behandelen.
De zaak zal daarom in de stand waarin deze zich nu bevindt worden verwezen naar de rechtbank Den Haag , zijnde de rechtbank die wel bevoegd is van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank wijst hierbij nog op de wettelijke beslistermijn.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1
verklaart zich onbevoegd om verder van het verzoek kennis te nemen;
4.2
verwijst de zaak, in de stand waarin zich deze bevindt, naar de rechtbank Den Haag .
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Benjaddi, rechter en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024 in tegenwoordigheid van Baremans als griffier, en op 25 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.