ECLI:NL:RBZWB:2024:5093

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
02/419204 FA RK 24-738
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van eenhoofdig gezag aan de vrouw over de minderjarige na jaren van geen contact met de man

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over een minderjarige. De vrouw, die de moeder is van de minderjarige, verzocht de rechtbank om het eenhoofdig gezag over haar kind toe te kennen, aangezien er sinds jaren geen contact meer is tussen de minderjarige en de man, de vader. De minderjarige heeft bijna zijn hele leven onder toezicht van de Gezinsvoogdij (GI) gestaan, maar deze ondertoezichtstelling heeft niet geleid tot een positieve verandering in de situatie. De man heeft zijn ouderlijk gezag niet uitgevoerd en is niet betrokken bij de opvoeding van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, ondanks herhaalde oproepen, niet is verschenen op de mondelinge behandeling en geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de ernstige verstoorde verhouding tussen de ouders en het feit dat de minderjarige klem en verloren zou raken bij instandhouding van het gezamenlijk gezag. De vrouw heeft aangegeven dat de minderjarige niet meer naar zijn vader wil en dat er zorgen zijn over zijn welzijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vrouw toe te wijzen, gezien de gebrekkige medewerking van de man en de noodzaak voor de minderjarige om de benodigde hulpverlening te ontvangen zonder vertraging.

Op basis van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek heeft de rechtbank geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de vrouw alleen met het gezag over hem wordt belast. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan haar toekomt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/419204 FA RK 24-738
datum uitspraak: 17 juli 2024
beschikking over gezag
in de zaak van
[de vrouw]
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N. Plaisier te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
over de minderjarige:
[de minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop1.1 In het dossier zitten de volgende stukken:

- het op 12 februari 2024 ontvangen verzoek van de vrouw, met 11 producties;
- de brief van [de minderjarige] , ingekomen bij de griffie op 14 mei 2024.
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 3 juli 2024. Bij die behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.
1.3.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van kennisgeving niet verschenen op de mondelinge behandeling.
1.4.
Voor de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met [de minderjarige] gesproken over het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling is – kort samengevat en wanneer relevant – teruggekoppeld wat [de minderjarige] heeft verteld.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad.
2.2.
Na het beëindigen van deze relatie in 2010 is [de minderjarige] geboren.
2.3.
[de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
2.4.
De man heeft [de minderjarige] erkend.
2.5
Bij beschikking van 19 november 2012 heeft deze rechtbank bepaald dat de ouders voortgaan gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] worden belast.
2.6.
Bij beschikking van 10 februari 2020 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] van de GI laatstelijk verlengd tot uiterlijk 14 februari 2021.
2.7.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw het eenhoofdig gezag krijgt over [de minderjarige] .

4.De beoordeling

4.1
De man is per aantekende post en per gewone post opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Tevens is aan hem een afschrift van het verzoekschrift verzonden. De man is echter niet verschenen. Evenmin heeft hij een verweerschrift ingediend. De rechtbank is van oordeel dat de man op de hoogte moet worden geacht van de inhoud van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling op 3 juli 2024.
4.2.
De vrouw voert aan dat de omstandigheden zijn gewijzigd na voornoemde beschikking van deze rechtbank van 19 november 2012, waarbij aan de man het gezamenlijk gezag is toegekend. De man geeft geen uitvoering aan zijn ouderlijk gezag. De vrouw voedt [de minderjarige] feitelijk alleen op. De man is hierbij niet betrokken. De vrouw neemt de belangrijke beslissingen over [de minderjarige] . De rechtbank oordeelt mede gelet hierop dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
4.3.
De vrouw legt verder aan haar verzoek ten grondslag dat [de minderjarige] klem en verloren zal geraken bij het in stand houden van het ouderlijk gezag en/of dat het anderszins in zijn belang is om de vrouw alleen met het ouderlijk gezag over hem te belasten. Partijen hebben nooit in gezinsverband geleefd. [de minderjarige] is na het verbreken van de relatie geboren. Er is sprake van een ernstig verstoorde verhouding tussen partijen, waarbij géén sprake is van (ouder)communicatie. [de minderjarige] heeft, vanwege de zorgen die hierover zijn, bijna heel zijn leven onder toezicht van de GI gestaan. Op februari 2021 is de ondertoezichtstelling geëindigd nu de jeugdbeschermer concludeerde dat het maximaal haalbare was bereikt. Er is toegewerkt naar een vrijwillig kader en om de noodzakelijke regie te kunnen blijven voeren, is de Gezinsmanager betrokken geraakt. Ook dit traject is op 1 september 2021 geëindigd nu de man geen medewerking verleende, waarna de gezinsmanager een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis. De vrouw heeft vervolgens opnieuw hulpverlening aangevraagd met als doel het ouderschapsplan herzien, ook omdat [de minderjarige] duidelijk aangaf dat hij niet meer naar zijn vader toe wilde. Voor [de minderjarige] is er daarnaast therapie gestart. Hieruit kwamen ook zorgen naar voren. De hulpverlening concludeerde dat er geen opbouw in het contact tussen [de minderjarige] en de man mogelijk is, vanuit zowel [de minderjarige] als de man niet. Deze periode van stress en onrust heeft bij [de minderjarige] geleid tot paniekaanvallen, gedragsproblemen en onzindelijkheid. Ook dit traject werd beëindigd nu de man niet meewerkte er geen mogelijkheden was tot contactherstel. Sinds de zomer van 2021 hebben de man en [de minderjarige] helemaal geen contact meer gehad. De vrouw heeft niet de verwachting dat dit kan worden hersteld. Ook gaat het met [de minderjarige] niet goed. Hij loopt vast. Zowel thuis als op school. [de minderjarige] kampt, mede door de situatie, met kind eigen problematiek waarvoor hij hulpverlening nodig heeft. Zonder tussenkomst van een advocaat, geeft de man ook daarvoor geen toestemming. Daarbij komt dat de advocaat van de man niet meer is betrokken, hetgeen leidt tot nieuwe zorgen, nu de man enkel reageerde via tussenkomst van zijn advocaat.
4.4.
[de minderjarige] heeft in zowel zijn brief als in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij geen contact meer met zijn vader wil, omdat hij vervelende en erge dingen met hem heeft meegemaakt. Hij zou graag willen dat zijn moeder alleen met het gezag over hem wordt belast, nu hij zijn vader niet in staat acht om beslissingen over hem te nemen.
4.5.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om het verzoek van de vrouw toe te wijzen. Er is veel hulpverlening ingezet zonder positief resultaat. De man werkt niet mee. [de minderjarige] mag hier geen last van hebben. Hij heeft nog veel hulpverlening nodig en daarom is het belangrijk dat dit ingezet en gecontinueerd kan worden en dat [de minderjarige] niet hoeft te wachten op de toestemming van een vader zie hij nooit ziet en die ook niet in zijn leven is betrokken.
4.6.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de kinderen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sinds 2021 geen contact meer is geweest tussen de man en [de minderjarige] . De rechtbank moet echter constateren dat deze problemen al langer dan sinds 2021 spelen en dat [de minderjarige] bijna heel zijn leven onder toezicht van de GI heeft gestaan. Ondanks de inzet van de hulpverlening in zowel het gedwongen kader als het vrijwillig kader, is de situatie niet verbeterd en is volgens de GI eerder het hoogst haalbare bereikt. De zorgen over het wegvallen van het gedwongen kader bleken terecht, nu na de beëindiging van de ondertoezichtstelling de ouderstrijd opnieuw begon en er geen uitvoering meer werd gegeven aan het met partijen vastgestelde werkplan. Hierna is de Gezinsmanager betrokken geraakt in het vrijwillig kader. Ook deze inzet heeft niet geleid tot een positieve verandering. Uit de therapie van [de minderjarige] kwamen zorgen naar voren die met de Gezinsmanager zijn besproken. Die heeft vervolgens geprobeerd om deze zorgen te delen met de man. Tijdens dit gesprek heeft de man zijn medewerking geweigerd en om die reden is ook dit hulpverleningstraject beëindigd. Gebleken is dat de vrouw er vervolgens alsnog alles aan heeft gedaan om tot een verandering van de situatie te komen door ook zelf hulpverlening in te schakelen bij Vraagkracht. Ook dit is niet van de grond gekomen vanwege het uitblijven van een samenwerking met de man en dit traject is eveneens gestopt. [de minderjarige] heeft erg veel last van de situatie zoals ook blijkt uit het gesprek dat de kinderrechter met hem heeft gehad. Vanwege zijn kind eigen problematiek is [de minderjarige] in behandeling bij, onder andere, de GGZ. Dit is een intensief traject waarbij rust en stabiliteit belangrijk is en aldus een opvoeder nodig is die hem die stabiliteit en rust kan geven, en iemand die zonder problemen beslissingen kan nemen die in zijn belang worden geacht. De man heeft door gebrek aan communicatie en geen betrokkenheid, geen zicht op de ontwikkeling van [de minderjarige] . Dit is wel nodig om die belangrijke beslissingen over hem te kunnen nemen. Het is voorzienbaar dat er de komende periode nog intensieve hulpverlening voor [de minderjarige] noodzakelijk is. Ook hiervoor geeft de man geen toestemming, al dan niet pas na tussenkomst van zijn voormalig advocaat. Dit is niet in het belang van [de minderjarige] .
Nu de man geen verweer heeft gevoerd en mede gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat door instandhouding van het ouderlijk gezag de opgroeimogelijkheden van [de minderjarige] wordt beperkt en dat hij zich niet optimaal kan ontwikkelen en kan werken aan zijn kind eigen problematiek. [de minderjarige] raakt dus klem en verloren tussen partijen. Daarbij is, gelet op de al ingezette hulpverlening en de houding van de man, niet te verwachten dat hier binnen afzienbare tijd verbetering in komt en het ook anderszins in het belang van [de minderjarige] is dat de vrouw alleen met het gezag over hem wordt belast.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het verzoek van de vrouw zal toewijzen en zal bepalen dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan haar toekomt.

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat het gezag over [de minderjarige]
,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010, voortaan alleen aan de vrouw alleen toekomt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, Kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024 in aanwezigheid van Akkermans-Bruijs, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.