ECLI:NL:RBZWB:2024:5099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
24-011455
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag inzake inbeslagname van een personenauto

Op 25 juni 2024 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager, geboren in 2000, die de onder hem in beslag genomen personenauto, een Seat Ibiza, wilde terugkrijgen. De auto was in beslag genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. De klager stelde dat hij de auto gebruikte, maar dat zijn vader, [belanghebbende], de eigenaar was. Tijdens de zitting werd de officier van justitie, mr. R. Jacobs, gehoord, die in tegenstelling tot eerdere schriftelijke reacties, nu stelde dat [belanghebbende] als rechthebbende van de auto kon worden beschouwd. De officier van justitie gaf aan dat het strafvorderlijk belang zich niet verzette tegen teruggave aan [belanghebbende].

De rechtbank oordeelde dat de klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beklag, omdat hij geen rechthebbende was op de auto. De rechtbank benadrukte dat de klaagschriftprocedure niet de mogelijkheid biedt om in beslag genomen voorwerpen aan iemand anders dan de indiener van het klaagschrift terug te geven. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.C.A.M. Los en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door zowel het Openbaar Ministerie als de klager.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 24-011455
datum : 25 juni 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [woonadres] ,
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

  • het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv, ingediend op 26 april 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 4 april 2024 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag is genomen: een personenauto, merk Seat Ibiza voorzien van het [kenteken] (hierna: de Seat);
  • de schriftelijke reactie van de het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 25 juni 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. R. Jacobs, klager en [belanghebbende] als belanghebbende gehoord.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager of aan [belanghebbende] . In raadkamer heeft klager aangevoerd dat hij de onder hem in beslag genomen Seat weliswaar gebruikt, maar dat zijn vader [belanghebbende] de eigenaar is van de auto. Klager heeft daarbij erkend dat hij de Wegenverkeerswet meermalen heeft overtreden en dat hij dat niet allemaal tegen zijn vader heeft verteld. Klager en [belanghebbende] lijden beiden schade bij voortduring van het beslag.
De officier van justitie heeft zich in afwijking van de eerdere schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie in raadkamer op het standpunt gesteld dat - gelet op de nadere toelichting van klager en [belanghebbende] in raadkamer - [belanghebbende] als rechthebbende van de Seat kan worden beschouwd en dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen teruggave van de Seat aan [belanghebbende] . De officier van justitie gaat er vanuit dat
[belanghebbende] niet op de hoogte was van het gebruik van de Seat door klager in strijd met de Wegenverkeerswet. Gelet hierop dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag of dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
In raadkamer heeft klager gesteld niet de rechthebbende op de Seat te zijn; deze behoort toe aan zijn vader [belanghebbende] . Onder die omstandigheden is klager geen belanghebbende. Klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het beklag. De klaagschriftprocedure kent bovendien niet de mogelijkheid van een last tot teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan een ander dan degene die daarover een klaagschrift heeft ingediend (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in het beklag.
Deze beslissing is op 25 juni 2024 genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 25 juni 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).