ECLI:NL:RBZWB:2024:5101

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
24-011451
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig en verzoek tot teruggave in het kader van strafvordering

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift van een klager over de inbeslagname van zijn Audi A4. De klager, die de auto op 1 maart 2024 in Duitsland had gekocht, verzocht om opheffing van het beslag, omdat hij meende dat de inbeslagname onterecht was. Hij stelde dat de auto in beslag was genomen vanwege openstaande boetes, maar de rechtbank oordeelde dat de inbeslagname was gebaseerd op verlopen kentekenplaten. De klager had op 9 april 2024 met deze verlopen platen gereden en had geen actie ondernomen om de registratie van de auto in orde te maken. De officier van justitie stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven, gezien de omstandigheden en het feit dat de klager eerder in aanraking was gekomen met de politie voor soortgelijke overtredingen.

De rechtbank overwoog dat er een strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag. De klager had geen objectieve aanknopingspunten aangedragen om de waarde van de Audi vast te stellen, en de rechtbank achtte het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat de klager had geweten dat hij zonder geldige kentekenplaten reed en hij eerder voor een soortgelijke overtreding was bestraft. De beslissing werd genomen door mr. J.C.A.M. Los, in tegenwoordigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 24-011451
datum : 9 juli 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg (Kijkduinlaan 105, 5045 PH Tilburg),
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv, ingediend op 3 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 9 april 2024 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem in beslag is genomen: een personenauto merk/type Audi A4, voorzien van het (Duits) [kenteken] (hierna: de Audi);
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 25 juni 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. R. Jacobs, en mr. R.T.A.G. Keller als gemachtigd advocaat van klager gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Klager stelt de rechtmatige eigenaar te zijn van de onder hem in beslag genomen Audi. Hij heeft deze op 1 maart 2024 in Duitsland te goeder trouw aangekocht. In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat klager er vanuit ging dat de Audi in beslag is genomen vanwege nog openstaande boetes. Uit de recent ontvangen stukken blijkt echter dat de grondslag van de inbeslagneming een andere is: verlopen kentekenplaten. Op basis van de stukken kan worden geconcludeerd dat klager op 9 april 2024 met verlopen kentekenplaten heeft gereden. Hij was in afwachting van zijn eerste loon in Nederland om de kentekenregistratie van de Audi in orde maken. Als gevolg van de inbeslagneming is dit nu feitelijk onmogelijk. Voor een kentekenregistratie moet een voertuig fysiek worden bekeken. Klager begrijpt dat hij nu niet met de Audi de weg op kan en stelt voor om bij een gegrondverklaring van het klaagschrift een ophaaldienst in te schakelen die de Audi naar de RDW kan brengen of een eendagskenteken aan te vragen. Klager voelt zich bij voortduring van het beslag onevenredig financieel en in zijn eigendom benadeeld. Zijn persoonlijke belangen bij opheffing van het beslag dienen zwaarder te wegen dan het strafvorderlijk belang bij voortduring van het beslag, te meer nu er nog geen enkel zicht is op een zitting. Klager acht het primair hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de Audi verbeurd zal verklaren en acht de kans reëel dat de eventuele overtreding met een strafbeschikking zal worden afgedaan. Subsidiair is klager van mening dat de inbeslagneming en het uitblijven van een last tot teruggave in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit nu klager bij voortzetting van het beslag de mogelijkheid wordt ontnomen om de Audi adequaat te laten registreren. Daarbij betrekt klager dat de waarde van de Audi (enkele duizenden euro’s) niet in verhouding staat tot een eventueel later op te leggen geldboete.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de Audi gehandhaafd dient te blijven. De registratie van de Audi is per 30 maart 2024 verlopen. Aan klager is veertien dagen de tijd gegeven om de Audi opnieuw te registreren. Hier heeft klager niet aan voldaan. Tot op heden is er nog geen nieuwe registratie overhandigd. De officier van justitie houdt er voorts rekening mee dat klager al eerder in aanraking met politie en justitie is gekomen voor overtreding van artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie acht het daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Audi zal bevelen. Gelet op voornoemde omstandigheden acht hij het beslag ook niet disproportioneel. Het klaagschrift dient ongegrond verklaard te worden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank is van oordeel dat er een strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag op de Audi. Volgens het Openbaar Ministerie is klager op 9 april 2024 een proces-verbaal aangezegd wegens het besturen van een personenauto terwijl de kentekenplaten op 30 maart 2024 hun geldigheid hebben verloren. Door klager wordt dit ook niet betwist. Naar eigen zeggen had hij op dat moment geen geld om de registratie in orde te maken. De rechtbank is van oordeel dat het dan voor eigen risico van klager komt dat hij heeft besloten om de Audi in te voeren en daarmee zonder kentekenregistratie heeft gereden. Zij acht de inbeslagneming van de Audi dan ook begrijpelijk. De rechtbank begrijpt uit de toelichting van de officier van justitie in raadkamer dat de Audi nog steeds niet op juiste wijze is geregistreerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van het voertuig zal bevelen. De rechtbank wil best aannemen dat er door de politie tegen klager is gezegd dat zijn auto in beslag is genomen in verband met nog openstaande boetes, maar dat doet niet af aan het feit dat klager reed in een auto met ongeldige kentekenplaten en dat hij dat wist of in ieder geval had moeten weten. Er is immers sprake van recidive en volgens de officier van justitie zal klager om die reden ook worden gedagvaard.
De rechtbank ziet in de voorhanden zijn de stukken en in de toelichting van de raadsman in raadkamer geen objectieve aanknopingspunten om de waarde van de Audi te kunnen vaststellen. Alleen al om die reden kan naar haar oordeel niet gezegd worden dat - gelet op de grondslag van het beslag - het beslag disproportioneel is. De Audi voldoet ook nog steeds niet aan de kentekenvereisten. De Audi is weliswaar in beslag genomen waardoor het voor klager nu niet mogelijk is om de registratie alsnog in orde te maken, maar klager was een gewaarschuwd man doordat hij eerder voor eenzelfde overtreding een boete opgelegd heeft gekregen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 9 juli 2024 genomen door mr. J.C.A.M. Los rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 9 juli 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).