In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2024 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de verzoekende partij, bestaande uit de wettelijk vertegenwoordigers en ouders van een minderjarige, om machtiging te verkrijgen om de nalatenschap van de erflaatster te verwerpen. De erflaatster, geboren op [geboortedatum] 1930 en overleden op [datum] 2023, had geen contact meer met de verzoekende partij gedurende 35 jaar, waardoor zij niet in staat waren om een boedelbeschrijving op te maken van haar vermogen. De kantonrechter oordeelde dat het belang van de minderjarige bij de verwerping van de nalatenschap nog niet voldoende was vastgesteld. De wet biedt potentiële erfgenamen de tijd om de nalatenschap te inventariseren, en de kantonrechter heeft de bevoegdheid om maatregelen voor te schrijven in het belang van de erfgenamen. Daarom werd de verzoekende partij gemachtigd om inzage te krijgen in de administratie van de erflaatster, zodat zij de samenstelling en omvang van de nalatenschap konden inventariseren. De beschikking houdt in dat de verzoekende partij de gelegenheid krijgt om het belang van de minderjarige bij de verwerping van de nalatenschap nader te onderbouwen. Indien blijkt dat de nalatenschap negatief is, zal de machtiging tot verwerping worden verleend. Mocht de nalatenschap positief blijken of indien er geen vermogensoverzicht wordt ingediend, dan zal de machtiging worden geweigerd, waardoor de nalatenschap beneficiair zal worden aanvaard namens de minderjarige. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden.