In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2024 een beschikking gegeven in een verzoekschrift dat op 22 maart 2024 was ingediend door verzoekster, de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van een machtiging van de kantonrechter om namens de minderjarige een nalatenschap te verwerpen. De minderjarige is geboren op [geboortedag 1] 2023 en de nalatenschap betreft de heer [erflater], die op [datum] 2023 is overleden. Verzoekster heeft gesteld dat de nalatenschap negatief is, maar heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit de baten en lasten van de nalatenschap blijken. De kantonrechter heeft op 3 april 2024 verzocht om deze informatie, maar verzoekster heeft hierop niet gereageerd.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van de minderjarige erfgenaam vooropgesteld. Zonder de verzochte informatie kon de kantonrechter niet met zekerheid vaststellen dat de nalatenschap negatief is. Hierdoor kon niet worden uitgesloten dat er na vereffening een positief saldo zou resteren. Het verzoek om machtiging tot verwerping van de nalatenschap is dan ook afgewezen. De kantonrechter heeft bepaald dat verzoekster de nalatenschap namens de minderjarige erfgenaam beneficiair dient te aanvaarden, wat betekent dat zij als vereffenaar zal optreden en de nalatenschap volgens de wet moet worden vereffend. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Van der Burgt.