4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-070803-22
Deze zaak betreft een zedenzaak. Zedenzaken zijn bewijstechnisch vaak lastige zaken. Veelal staat de verklaring van de aangeefster, die zegt dat de verdachte het feit heeft begaan, tegenover die van een verdachte, die zegt dat hij het niet heeft gedaan.
In deze zaak zijn er verklaringen van vier personen die aanwezig waren bij het gebeurde: [slachtoffer 1] , [naam 1] , medeverdachte en verdachte.
Door de verdediging wordt aangevoerd dat [slachtoffer 1] en [naam 1] wisselend en verschillend van elkaar verklaren. De rechtbank stelt vast dat ook verdachte en medeverdachte meerdere keren zijn gehoord en dat deze wisselend en verschillend van elkaar verklaren.
Uit de verklaring van zowel [slachtoffer 1] als verdachte blijkt dat zij op 10 december 2021 hadden afgesproken om te gaan chillen. [slachtoffer 1] is samen met [naam 1] naar de afgesproken plek in Tilburg gekomen en verdachte samen met medeverdachte. Vervolgens zijn zij alle vier samen bij een willekeurig flatgebouw naar binnen gegaan, omdat het slecht weer was en de deur van deze flat open was. Op enig moment is [slachtoffer 1] met verdachte en medeverdachte in het trapportaal op een hoger gelegen verdieping beland en heeft zij verdachte en medeverdachte gepijpt. Dit is ook gefilmd.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ten aanzien van de seksuele handelingen tussen [slachtoffer 1] en verdachte en medeverdachte vooraf of gedurende deze handelingen sprake is geweest van dwang (door geweld of een andere feitelijkheid) in de zin van artikel 242 Sr.
[slachtoffer 1] heeft meerdere verklaringen afgelegd en in alle verklaringen heeft zij over een vuurwapen verklaard, alleen is de volgorde van handelingen en het moment waarop het vuurwapen is gebruikt, wisselend. Ook [naam 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat er een vuurwapen is gebruikt. Op basis van deze verklaringen is de rechtbank ervan overtuigd dat er een vuurwapen is gebruikt/getoond. De politie heeft op de telefoon van medeverdachte ook foto's en filmpjes aangetroffen van verdachte en medeverdachte met een vuurwapen. Deze foto's en filmpjes dateren van de periode november 2021 tot februari 2022. Evenals de officier van justitie kan de rechtbank niet vaststellen wanneer het vuurwapen is getoond en daarmee ook niet of het is gebruikt om [slachtoffer 1] te dwingen om verdachte en medeverdachte te pijpen. Op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] zelf sluit de rechtbank niet uit dat er een vuurwapen is getoond om ervoor te zorgen dat zij haar mond zou houden over hetgeen er is gebeurd en dus niet om haar te dwingen om verdachte en medeverdachte te pijpen. [slachtoffer 1] is ook de enige die heeft verklaard over het duwen (richting de schaamstreek) en heeft hierover ook wisselend verklaard, gelet waarop de rechtbank niet kan vaststellen dat hierin de dwang is gelegen. Hoewel uit het gefilmde blijkt dat het hoofd van [slachtoffer 1] tijdens het pijpen is vastgehouden, is dit op zich niet specifiek doorslaggevend om te kunnen vaststellen dat [slachtoffer 1] is gedwongen tot het pijpen. Voor zover is tenlastegelegd dat er sprake is geweest van psychisch overwicht kan de rechtbank dat niet vaststellen op basis van de eigen uitgebreide verklaringen van [slachtoffer 1] .
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde verkrachting.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De vraag die de rechtbank ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde dient te beantwoorden is of de seksuele handelingen die tussen [slachtoffer 1] en verdachte en medeverdachte hebben plaatsgevonden, een ontuchtig karakter hebben. Daarbij gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm als bedoeld in artikel 245 Sr. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met de seksuele handelingen de genoemde norm geschonden heeft.
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 Sr. tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken, de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien en hun grenzen in dit opzicht goed te kunnen bepalen en/of aangeven.
Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd van elkaar verschillen of tussen wie een affectieve relatie bestaat.
Naar het oordeel van de rechtbank was er in de onderhavige situatie geen sprake van deze uitzonderingssituatie. Vast staat dat [slachtoffer 1] verdachte en medeverdachte heeft gepijpt.
[slachtoffer 1] was ten tijde van de seksuele handelingen twaalf jaar oud, terwijl verdachte op dat moment zestien jaar oud was. Dat verdachte zelf nog niet was uitgerijpt, is niet relevant voor de bescherming van [slachtoffer 1] die de wet in dit geval wil bieden. Dat verdachte ten tijde van de seksuele handeling niet bekend was met de leeftijd van [slachtoffer 1] is verder irrelevant. De leeftijd is geobjectiveerd, wat betekent dat voor een bewezenverklaring geen wetenschap bij verdachte is vereist.
[slachtoffer 1] was bovendien, zo blijkt uit het dossier, een kwetsbaar meisje met een laag IQ.
Verdachte heeft zich door [slachtoffer 1] laten pijpen, terwijl verdachte en [slachtoffer 1] geen affectieve relatie met elkaar hadden en zij elkaar niet eerder fysiek hadden ontmoet. Verdachte heeft bij de politie zelf verklaard dat er tussen hem en [slachtoffer 1] geen liefdesrelatie was en dat hij het pijpen heeft gestopt, omdat hij op dat moment een vriendin had. De rechtbank betrekt bij haar oordeel, naast de locatie en omstandigheden waaronder dit gebeurd is, ook het gegeven dat het pijpen zonder instemming van [slachtoffer 1] is gefilmd door verdachte en/of medeverdachte.
Vorenstaande omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat de seksuele handeling tussen [slachtoffer 1] en verdachte en medeverdachte in strijd is met de genoemde sociaal-ethische norm en dat deze daarom een ontuchtig karakter heeft. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
02-041897-22:
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op
16 februari 2022 het slachtoffer zijn geworden van een straatroof. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waren op die dag in het Spoorpark te Tilburg. In het Spoorpark kwamen zij verdachte en medeverdachte tegen. Zij zijn door hen gedwongen om naar het toiletgebouw aldaar te gaan en hebben onder bedreiging met een vuurwapen hun telefoons (met toegangscodes), een Louis Vuitton tasje en een Louis Vuitton muts moeten afgeven aan verdachte en medeverdachte.
De moeder van [slachtoffer 2] heeft op 16 februari 2022 eerst melding gedaan bij de politie van het tenlastegelegde feit en heeft vervolgens op 17 februari 2022 aangifte gedaan namens [slachtoffer 2] . De aangifte van de moeder van [slachtoffer 2] vindt steun in het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] . Zij zijn op 16 februari 2022 naar het Nassauplein te Tilburg gegaan, omdat de stiefvader van [slachtoffer 2] na contact met (één van) de daders had vernomen dat de telefoon van [slachtoffer 2] daar zou liggen. Op het Nassauplein aangekomen, troffen de verbalisanten in een auto [slachtoffer 3] en zijn ouders aan. Hoewel er geen aangifte is gedaan door [slachtoffer 3] (of door zijn ouders) heeft [slachtoffer 3] tegenover de politie aangegeven dat hij samen met [slachtoffer 2] in het Spoorpark was en dat hij daar is beroofd van zijn telefoon door verdachte en medeverdachte. Ook heeft [slachtoffer 3] verklaard dat hij is geslagen en dat hij en [slachtoffer 2] zijn bedreigd met een vuurwapen, waarbij het waarschijnlijk om een Glock zou gaan.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] waren ook in het Spoorpark aanwezig op
16 februari 2022 en hebben gezien dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] spullen hebben afgegeven aan verdachte en medeverdachte.
In de woning van verdachte is bij een doorzoeking op 18 februari 2022 een donkerkleurige muts van Louis Vuitton en een opbergkoffer voor een vuurwapen aangetroffen met een instructieboekje voor een Glock. Tijdens de aanhouding van verdachte op 18 februari 2022 is bij hem een zwarte Samsung telefoon aangetroffen. Na onderzoek is gebleken dat dit de telefoon van [slachtoffer 3] was. Tijdens de aanhouding van medeverdachte op 18 februari 2022 is bij hem een Louis Vuitton schoudertas aangetroffen.
Bij onderzoek van de telefoon van verdachte zijn bestanden aangetroffen, waaronder een filmpje waarop verdachte is te zien met een donkere muts en met een schoudertas, beide van het merk Louis Vuitton. Verder worden vijf foto’s van de Louis Vuitton tas aangetroffen en twee foto’s van de Louis Vuitton muts. De Louis Vuitton tas kwam overeen met de in beslag genomen tas bij medeverdachte en de Louis Vuitton muts kwam overeen met de in beslag genomen muts in de woning van verdachte. De moeder van [slachtoffer 2] heeft, nadat haar de foto’s van het Louis Vuitton tasje en de Louis Vuitton muts werden getoond, verklaard dat dit het tasje en de muts van [slachtoffer 2] waren.
In bovengenoemd filmpje is verdachte aan het rappen, onder andere met de volgende zinnen:
"Schietpartij maar hij is geen killer. Mannen geracet. Kom naar Nassauplein". Terwijl hij zei: "mannen geracet", filmde hij de tas.
De politie schrijft op dat verbalisant ambtshalve bekend is dat 'racen' overvallen betekent. Het Nassauplein is de plek waar de gestolen telefoon op 16 februari 2022 is terug gelegd.
Bij onderzoek van de telefoon van medeverdachte zijn berichten aangetroffen tussen medeverdachte en [getuige 2] ( [getuige 2] ). In die berichten geeft medeverdachte onder andere richting [getuige 2] aan:
“Drm [slachtoffer 3] zei het en gelijk kreeg ie klappe”
“en ze tel en muts moest die ook afstaan”
Op de vraag van [getuige 2] of hij die spullen van [slachtoffer 3] nog heeft antwoordt medeverdachte:
“Muts en sjaal”
“Die tellie is bij [naam 2] ”
Voornoemde feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen, vragen om een uitleg van verdachte. De rechtbank heeft verdachte het dossier uitgebreid voorgehouden en verdachte is gevraagd om een verklaring af te leggen over die feiten en omstandigheden die dringend om een uitleg vragen. Verdachte heeft dat geweigerd door zich op zijn zwijgrecht te beroepen dan wel door aan te geven dat hij er niks over wil zeggen. Hij heeft de verdenking op geen enkele manier ontzenuwd. De rechtbank komt, gelet op al het vorenstaande, tot het oordeel dat verdachte een van de twee daders moet zijn geweest en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft afgeperst.
Daarbij benoemt de rechtbank het op zijn minst opvallend te vinden dat in beide zaken door de slachtoffers wordt gesproken over de aanwezigheid van een vuurwapen waarbij aan de slachtoffers munitie wordt getoond.