ECLI:NL:RBZWB:2024:5131

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
C/02/420796 / FA RK 24-1552
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hendriks
  • mr. De Beer
  • mr. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en buitenlandse reis met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende vervangende toestemming voor verhuizing en een buitenlandse reis met minderjarige kinderen. De man, thans wonende te [woonplaats 1], verzocht de rechtbank om toestemming te verlenen voor een verhuizing met de minderjarigen naar [woonplaats 1] en voor een reis naar Portugal van 27 juli 2024 tot en met 9 augustus 2024. De vrouw, wonende te [woonplaats 2], voerde verweer en verzocht primair de verzoeken van de man niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen en dat de man zonder toestemming van de vrouw is verhuisd. De rechtbank oordeelde dat de man een noodzaak had om te verhuizen om de gespannen situatie tussen partijen te ontvluchten, wat in het belang van de kinderen was. De rechtbank verleende de man vervangende toestemming voor de verhuizing en de reis naar Portugal, maar beperkte de reisduur tot twee weken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/420796 / FA RK 24-1552
datum uitspraak: 26 juni 2024
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing en vervangende toestemming buitenlandse reis
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
thans wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.E. Kok te Goes ,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A.J.C. Nuijten te Bergen op Zoom.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 2 april 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 7 mei 2024 ontvangen verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van mr. Kok d.d. 14 mei 2024 met aanvullende producties;
- de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Tibbe overgelegde pleitaantekeningen.
1.2
De verzoeken zijn door de meervoudige kamer van deze rechtbank mondeling behandeld op 16 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten waarbij mr. Kok is waargenomen door kantoorgenoot mr. A.M. Tibbe. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2012;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2016;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2018.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3
Bij vonnis in kort geding van 13 september 2023 heeft de voorzieningenrechter in overeenstemming met partijen bepaald dat de minderjarigen voorlopig aan de vrouw worden toevertrouwd en dat er een regeling van co-ouderschap zal gelden, waarbij de minderjarigen afwisselend 2 weken bij de vrouw en 2 weken bij de man verblijven met als wisselmoment de vrijdag. In de 2 weken dat de man de zorg heeft voor de kinderen, verblijven de kinderen iedere dinsdagmiddag na school tot woensdagochtend voor school bij de vrouw; de vrouw brengt de kinderen op woensdag naar school, de man haalt ze daar in de middag weer op. Tevens is in dit vonnis bepaald dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de gemeenschappelijke woning aan [adres 1] te [woonplaats 2] en de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de gemeenschappelijke woning aan het [adres 2] te [woonplaats 2] en dat de man € 50,- per maand per kind dient te betalen aan de vrouw als voorlopige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daarnaast zijn partijen verwezen naar het zorgloket van de gemeente voor de inzet van (jeugd)hulpverlening.
2.4
Op 3 oktober 2023 is namens de vrouw een bodemprocedure aanhangig gemaakt, bekend onder zaaknr.
C/02/414471 / FA RK 23-4610, strekkende tot het hoofdverblijf, de omgang en de kinderalimentatie. Deze zaak is in afwachting van de uitkomst van het ingezette hulpverleningstraject aangehouden.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt bij beschikking en uitvoerbaar bij voorraad:
- om aan hem vervangende toestemming te verlenen voor het verhuizen met de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van [woonplaats 2] naar [woonplaats 1] naar een woning gelegen aan [adres 3] ;
- om aan hem vervangende toestemming te verlenen voor het afreizen naar Portugal met de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de periode van 27 juli 2024 tot en met 17 augustus 2024 en daarbij te bepalen dat de verklaring van toestemming van de vrouw zal worden vervangen door de beschikking van de rechtbank.
3.2
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man en verzoekt primair deze verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel als zijnde ongegrond af te wijzen dan wel subsidiair een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten naar de vraag of een verhuizing van de kinderen naar [woonplaats 1] in hun belang is.
3.3.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de vrouw, uitvoerbaar bij voorraad:
- de man te bevelen om met de kinderen binnen twee dagen na de datum van de in dezen te wijzen beschikking, dan wel binnen een termijn welke de rechtbank redelijk en billijk acht, terug te verhuizen naar [woonplaats 2] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag of gedeelte van een dag dat de man hiermede in gebreke blijft tot een maximum aan dwangsommen van € 200.000,-, dan wel op straffe van verbeurte van een dwangsom welke de rechtbank in goede justitie zal bepalen, is bereikt.
3.4.
Bij wijze van voorwaardelijk ingesteld zelfstandig verzoek indien de man toestemming verkrijgt om naar [woonplaats 1] te verhuizen met de kinderen en niet hoeft terug te verhuizen naar [woonplaats 2] , verzoekt de vrouw:
- de voorlopige zorgregeling tussen de man en de kinderen met ingang van heden, dan wel met ingang van een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te wijzigen naar een regeling waarbij de kinderen één weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot en met zondagmiddag 17:00 uur bij de man zullen zijn, waarbij de man de kinderen op vrijdag van school haalt en op zondagmiddag naar de vrouw terugbrengt, alsmede waarbij de man ervoor zal zorgen dat de kinderen hun sportactiviteiten in het weekend kunnen blijven uitoefenen, dan wel een zorgregeling vast te stellen, welke de rechtbank in het belang van de kinderen acht.
3.5
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Overgelegde producties
4.1.1
De man heeft bezwaar gemaakt tegen de aanzienlijke hoeveelheid producties die op 10 mei 2024 door de vrouw zijn overgelegd. Door de korte termijn heeft de man onvoldoende gelegenheid gehad om zich op deze stukken voor te bereiden. Hij verzoekt dan ook deze processtukken buiten beschouwing te laten.
4.1.2
De rechtbank stelt vast dat de man niet in zijn procesbelang is geschaad, nu hij tijdens de mondelinge behandeling heeft kunnen reageren – en ook daadwerkelijk heeft gereageerd - op de inhoud van deze stukken. De rechtbank zal deze stukken dan ook in behandeling nemen en mee nemen bij de beoordeling van de verzoeken.
4.2
Verhuizing
4.2.1
De man heeft zich begin april 2024 genoodzaakt gezien om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats 1] . Nu de vrouw weigert haar toestemming te verlenen voor de verhuizing, verzoekt hij de rechtbank om hem alsnog vervangende toestemming hiervoor te verlenen.
4.2.2
De rechtbank stelt vast dat partijen gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen. Dit brengt met zich mee dat de man voor een eventuele verhuizing met de kinderen naar [woonplaats 1] in beginsel toestemming van de vrouw nodig heeft. De rechtbank stelt vast dat de vrouw zich niet kan vinden in de verhuizing van de man met de kinderen naar [woonplaats 1] en dat haar toestemming thans ontbreekt.
4.2.3
Indien de ouders het onderling niet eens worden over de verhuizing, kan het geschil in zo’n geval, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek worden voorgelegd aan de rechtbank. Nu partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen, zal de rechtbank een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat bij die beslissing alle omstandigheden van het geval in acht genomen moeten worden, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan de belangen van de kinderen, hoezeer ook die belangen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging.
4.2.4
Ter onderbouwing van zijn verzoek voert de man aan dat partijen inmiddels twee jaar uit elkaar zijn en dat zij al ruim een jaar trachten om tot een afwikkeling van hun relatie te komen. Sinds de relatiebreuk verblijft de vrouw in de woning waar partijen tijdens hun relatie hebben gewoond en heeft de man zijn intrek genomen in de aangrenzende woning. Partijen hebben samen meerdere bedrijven en panden en de afwikkeling van het uiteengaan van partijen verloopt zeer moeizaam. De spanningen en emoties tussen partijen lopen steeds verder op, hetgeen in de afgelopen periode meermaals - ook in het bijzijn van de kinderen - heeft geleid tot diverse incidenten en conflicten. Omdat het tussen partijen steeds verder uit de hand dreigde te lopen, was volgens de man de situatie niet langer houdbaar. Om verdere escalaties te voorkomen, heeft de man zich genoodzaakt gezien om de spanningsvolle situatie, waarin partijen naast elkaar wonen, te verlaten, zodat partijen meer lucht zouden krijgen om een veilige basis te kunnen vormen voor de kinderen. Gezien de inmiddels ernstig verstoorde verhoudingen is dit namelijk niet mogelijk zolang partijen naast elkaar wonen. In tegenstelling tot de vrouw is de man van mening dat de woonsituatie zoals partijen deze hebben vormgegeven, juist verwarrend werkt voor de kinderen en dat het beter voor hen is om dit te scheiden. Zijn voorkeur om te verhuizen naar [woonplaats 1] heeft de man al in december 2023 voorgelegd aan de vrouw. Van bezwaren vanuit de vrouw is destijds niet gebleken. De man heeft gezocht naar een andere passende woning in de omgeving van [woonplaats 2] , dit is echter niet gelukt. Daarbij geniet [woonplaats 1] de voorkeur van de man, daar deze plek vertrouwd is voor de kinderen omdat partijen eerder in [woonplaats 1] hebben gewoond en opa hier nog steeds woonachtig is en deze omgeving meer aansluit bij de lifestyle van het gezin daar allen graag naar het strand gaan en surfen. Met het oog hierop waren partijen eerder namelijk ook van plan om met het gezin te emigreren naar Portugal. De emigratie is voor de man inmiddels volledig van de baan. Hij heeft besloten om zich voor de kinderen structureel te vestigen in Nederland. De man heeft spijt van zijn handelen tijdens de zomervakantie vorig jaar, waarbij hij [minderjarige 1] heeft achtergehouden in Portugal. Hij heeft hiervoor zijn excuses aangeboden en de vrouw hoeft niet te vrezen dat een dergelijke situatie zich opnieuw zal voordoen. De man heeft besloten dat zijn toekomst bij zijn kinderen in Nederland ligt. Volgens de man heeft zijn verhuizing naar [woonplaats 1] geen nadelige gevolgen voor de vrouw. De huidige co-ouderschapsregeling kan ongewijzigd worden voortgezet en de man is bereid om tijdens de vakanties zorg te dragen voor het vervoer van de kinderen zodat de vrouw niet naar [woonplaats 1] hoeft te rijden. In de reguliere weken dat de kinderen bij de man verblijven, zal hij zorgdragen voor het vervoer van de kinderen naar school, sport- en speelafspraken. De extra reistijd is beperkt en hoeft geen beletsel te vormen voor het co-ouderschap. De man kan zich dan ook niet vinden in de door de vrouw verzochte wijziging van het co-ouderschap naar een reguliere weekendregeling. Gelet op de geringe afstand van de verhuizing acht de man ook een onderzoek door de Raad, zoals verzocht door de vrouw, niet nodig. Tot slot stelt de man het belangrijk te vinden dat er rust komt voor de kinderen. De afstand tussen partijen als gevolg van de verhuizing zal daaraan bijdragen. Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt, waardoor de man geen toestemming krijgt voor zijn verhuizing naar [woonplaats 1] , is het voor hem mogelijk om terug te keren naar zijn voormalige woning naast de woning van de vrouw. De man acht dit echter niet in het belang van de kinderen, daar dit de strijd tussen partijen zal doen verharden. Hij zou dan op zoek gaan naar een andere woning in de omgeving van [woonplaats 2] .
4.2.5
De vrouw kan zich niet vinden in de verhuizing van de man met de kinderen naar [woonplaats 1] . Zij voert hiertegen dan ook verweer en verzoekt de rechtbank te bevelen dat de man dient terug te verhuizen naar [woonplaats 2] . Partijen zijn nog verwikkeld in de afwikkeling van hun relatie. De situatie tussen partijen is zeer complex, daar zij nog samen eigenaar zijn van diverse panden en bedrijven. Na de relatiebreuk hebben partijen besloten om af te zien van hun voorgenomen emigratie naar Portugal en om de kinderen verder te laten opgroeien in Nederland. Partijen staan inmiddels op zeer gespannen voet met elkaar. De man communiceert met de vrouw op een niet constructieve wijze door te dreigen met juridische procedures als zij niet doet wat hij wil. Ten tijde van de relatie was het de vrouw die alles omtrent de kinderen regelde en inmiddels lukt het partijen niet meer om in gezamenlijk overleg tot beslissingen te komen. De vrouw betwist de noodzaak van de man om te verhuizen naar [woonplaats 1] . De man toont geen enkel bewijs dat hij gezocht heeft naar een woning in de omgeving van [woonplaats 2] . Tevens betwist de vrouw dat zij is meegenomen in de wens van de man om te verhuizen naar [woonplaats 1] . De man heeft binnen het ouderschapsbemiddelingstraject hiertoe voldoende gelegenheid gehad, maar heeft pas eind februari 2024 de vrouw geïnformeerd over de woning in [woonplaats 1] . De vrouw acht het co-ouderschap niet langer uitvoerbaar indien de rechtbank de verhuizing van de man met de kinderen naar [woonplaats 1] zal toestaan. Enige vorm van overleg tussen partijen is niet meer mogelijk. Zo weigert de man de vrouw en de kinderen te informeren over waar hij verblijft op het moment dat de kinderen niet bij hem zijn. Ook de kinderen weten dan niet of de man in Nederland of in Portugal is. Het handelen van de man tijdens de zomervakantie 2023 heeft gezorgd voor angst bij de vrouw. Volgens de vrouw heeft de man er nog altijd veel moeite mee dat de droom om te emigreren naar Portugal van de baan is. Zij vreest dat de man zich daar niet bij neer kan leggen en dat hij op enig moment toch zal vertrekken. De bodemprocedure omtrent het hoofdverblijf loopt nog, waardoor een bestendige situatie ontbreekt nu er slechts voorlopige afspraken zijn gemaakt. De verhuizing van de man naar [woonplaats 1] doorkruist dit proces en komt dan ook te vroeg. Daarbij komt dat deze verhuizing grote gevolgen heeft voor de kinderen. In de weken dat de kinderen bij de man verblijven zullen zij de vrouw niet meer zien, terwijl zij eraan gewend zijn om vrijelijk tussen partijen te bewegen. Door het gemis van de kinderen heeft de vrouw meer behoefte om de kinderen tussendoor te bellen. De man belemmert dit. Daarnaast zullen de kinderen afhankelijk zijn van het vervoer van de man. Gezien de afstand en het feit dat de man fulltime werkt acht de vrouw dit niet haalbaar. Al erkent de vrouw dat een evenredige verdeling van de zorgtaken tussen partijen het meest in het belang van de kinderen is, zal bij een toegestane verhuizing naar [woonplaats 1] de zorgregeling dan ook moeten worden gewijzigd naar een reguliere weekendregeling. Ook zal de rechtbank, die in een andere procedure tussen partijen nog dient te beslissen over het hoofdverblijf van de kinderen, voor een voldongen feit komen te staan als de man toestemming krijgt voor de verhuizing naar [woonplaats 1] . Daarbij doorkruist de man met zijn verzoek het hulpverleningstraject dat partijen zijn aangegaan alsmede het overleg over een definitieve zorgregeling. Het was juist de insteek van partijen om binnen dit traject tot nadere afspraken te komen. De vrouw acht na de vele veranderingen in de afgelopen periode van belang dat de kinderen rust en duidelijkheid krijgen vanuit hun vertrouwde omgeving. De rust zal niet verkregen worden door de afstand, zoals de man stelt, daar partijen nog verbonden aan elkaar zijn door het bedrijf, waardoor de spanningen tussen partijen blijven bestaan. De man is zonder toestemming van de vrouw en dus onrechtmatig verhuisd naar [woonplaats 1] . Deze situatie dient te eindigen. Omdat de man vaker heeft laten zien eenzijdig te handelen acht de vrouw het opleggen van een dwangsom hierbij noodzakelijk. Mocht de rechtbank overwegen om de verhuizing van de man toe te staan, verzoekt de vrouw om eerst de Raad te laten onderzoeken hoe het met de kinderen gaat en wat in hun belang is. De vrouw kan zich erin vinden als de man verhuist, maar dan wel naar een woning binnen de vertrouwde omgeving van [woonplaats 2] .
4.2.6
De Raad heeft naar aanleiding van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, grote zorgen over het welzijn van de kinderen. Het is duidelijk dat er sprake is van een enorme strijd tussen partijen en dat de kinderen als gevolg hiervan in toenemende mate klem komen te zitten in hun loyaliteiten naar beide ouders. Het is dan ook van cruciaal belang dat partijen hun strijd gaan staken. De Raad vraagt zich af of de woonsituatie, waarbij partijen tot voor kort naast elkaar woonden, in het belang van de kinderen was. Het lijkt de Raad voor de kinderen erg verwarrend als zij zo blootgesteld worden aan de verschillende visies en de strijd van hun ouders. De Raad vindt het dan ook niet in het belang van de kinderen dat partijen naast elkaar blijven wonen. In dit kader ziet de Raad geen bezwaar ten aanzien van de verhuizing van de man met de kinderen naar [woonplaats 1] . De levens van de kinderen blijven ongewijzigd en zij worden door de gescheiden woonsituaties dan minder blootgesteld aan de strijd. De Raad benadrukt wel dat de man de verantwoordelijkheid heeft om de afspraken onverkort na te komen. Ten aanzien van de zorgregeling hoopt de Raad dat partijen binnen het hulpverleningstraject tot nadere afspraken kunnen komen. Voor een onderzoek ziet de Raad vooralsnog geen aanleiding. Als partijen het voornoemde traject bij Juvent niet positief afronden, zal een terugmelding bij en nadere toetsing door de Raad volgen.
4.2.7
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat de man zonder dat hij daarvoor toestemming heeft verkregen van de vrouw in april 2024 met de kinderen is verhuisd naar [woonplaats 1] . Partijen hebben beiden het gezag en hebben de zorgtaken ten aanzien van hun kinderen verdeeld op basis van een tweewekelijkse co-ouderschapsregeling. De rechtbank begrijpt van beide partijen dat zij de gevolgen van hun relatiebreuk in goed overleg hadden willen regelen, echter blijkt dit hen niet te lukken. Doordat partijen gescheiden van elkaar leven, maar wel op hetzelfde terrein wonen, is hun verstandhouding in de afgelopen periode erg onder druk komen te staan. Hoewel deze situatie inmiddels twee jaar voortduurt, zijn partijen zowel zakelijk als privé nog steeds verwikkeld in de afwikkeling van hun relatie. Dit veroorzaakt veel spanningen en onderlinge conflicten, waarbij ook de kinderen betrokken worden en waarvan zij getuige zijn. Omdat de man deze situatie niet langer houdbaar vond, heeft hij besloten om de woonsituatie aan de [adres 1] te [woonplaats 2] te verlaten om uit de strijd te geraken en om meer rust te creëren voor de kinderen. Partijen kennen een zeer complexe situatie, waarbij naar verwachting de afwikkeling van de gevolgen van de relatiebreuk zeker nog enige tijd kan duren. Hoewel partijen in kort geding zijn verwezen naar de hulpverlening en dit recentelijk is aangevangen, zijn er nog veel zaken te regelen. In de afgelopen periode hebben zich veel incidenten tussen partijen voorgedaan, waarbij de woonsituatie steeds meer onder druk is komen te staan. Het plaatsen van cameratoezicht en tuinafscheidingen alsmede het wederzijdse wantrouwen en de verstoorde communicatie van partijen hebben ertoe geleid dat de situatie niet in het belang van de kinderen en ook onhoudbaar is geworden. Hoewel het eenzijdige handelen van de man de verstandhouding van partijen en het wederzijdse vertrouwen niet ten goede is gekomen, kan de rechtbank zich voorstellen dat de man besloten heeft om zich met de kinderen elders te gaan vestigen om zodoende uit de strijd en de zeer gespannen situatie te geraken. In deze omstandigheden heeft de man naar het oordeel van de rechtbank voldoende gesteld een noodzaak te hebben om met de kinderen te verhuizen.
4.2.8
Nu de man een noodzaak heeft om te verhuizen, dient de rechtbank te beoordelen of het belang van de man bij een verhuizing met de kinderen naar [woonplaats 1] zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij een verblijf van de kinderen in [woonplaats 2] . In dit kader stelt de rechtbank vast dat partijen uitvoering geven aan een co-ouderschapsregeling, waarbij de kinderen om de twee weken bij één van de ouders verblijven. De weken waarin de kinderen bij de vrouw verblijven blijven ongewijzigd. De man heeft toegezegd deze regeling onverkort na te komen en het vervoer van de kinderen tussen [woonplaats 1] en [woonplaats 2] voor zijn rekening te nemen. Ook tijdens de vakanties zal hij het halen en brengen van de kinderen naar de vrouw verzorgen om te voorkomen dat de vrouw op en neer naar [woonplaats 1] moet rijden. De gevolgen van de verhuizing zijn dan ook beperkt. Het kan niet anders dan dat de situatie, waarin partijen tot voor kort naast elkaar woonden, zeer belastend is geweest voor de kinderen, waarin loyaliteitsproblemen ernstig op de loer liggen. Het feit dat de kinderen de tussentijdse contactmomenten met beide ouders moeten missen als gevolg van de verhuizing weegt naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het feit dat zij als gevolg van die verhuizing uit de gespannen situatie en de strijd tussen hun ouders geraken. Dit geldt overigens ook voor partijen. Door het scheiden van de woonsituaties worden partijen niet langer continu in hun directe leefomgeving met elkaar geconfronteerd. Een terugkeer naar deze situatie, zoals de vrouw verzoekt en eventueel in afwachting van het verkrijgen van een passende woning in de nabije omgeving van de vrouw, acht de rechtbank niet in het belang van de kinderen, maar komt ook niet ten goede aan de verstandhouding van partijen. Naar het oordeel van de rechtbank dient in deze omstandigheden het belang van de man en de kinderen dan ook zwaarder te wegen dan het belang van de vrouw bij de door haar gewenste terugverhuizing van de man en de kinderen naar [woonplaats 2] . De rechtbank zal dan ook de man alsnog vervangende toestemming verlenen voor zijn verhuizing met de kinderen naar [woonplaats 1] , voor de dagen dat ze in het kader van de co-ouderschapsregeling bij hem zijn. De rechtbank hoopt dat door het verkrijgen van deze duidelijkheid de gemoederen meer tot rust komen en dat partijen weer het gesprek met elkaar kunnen aangaan. Nu partijen recentelijk zijn gestart met een hulpverleningstraject ter verbetering van hun onderlinge verstandhouding, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het gelasten van een raadsonderzoek. Indien een positief resultaat in dit traject uitblijft, zal een terugmelding volgen aan de Raad, die vervolgens zal toetsen of nader onderzoek nodig wordt geacht. Tevens acht de rechtbank op dit moment een wijziging van de huidige verdeling van zorgtaken te voorbarig. Daarbij geeft de rechtbank partijen wel in overweging om met elkaar te onderzoeken of een verdeling van week op week af meer aansluit bij de wensen en behoeften van zowel beide partijen als de kinderen. Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank de (voorwaardelijke) verzoeken van de vrouw ten aanzien van de terugverhuizing en de wijziging van de zorgregeling zal afwijzen.
4.3
Vakantie
4.3.1
De man heeft de wens en behoefte om in de zomervakantie met de kinderen gedurende drie weken op vakantie te gaan naar Portugal. Nu de vrouw weigert haar toestemming hiervoor te verlenen, verzoekt hij de rechtbank vervangende toestemming hiervoor te verlenen.
4.3.2
Net als ten aanzien van de verhuizing geldt dat als partijen het hierover onderling niet eens worden het geschil in zo’n geval, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek worden voorgelegd aan de rechtbank. Nu partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen, zal de rechtbank dan een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
4.3.3
Ter onderbouwing van zijn verzoek voert de man aan dat partijen in het verleden veel gereisd hebben tussen Portugal en Nederland en daarbij zelfs het voornemen hebben gehad om te emigreren naar Portugal. Partijen hebben in dit kader destijds een landgoed aangekocht. In september 2023 heeft de man een voorstel opgesteld voor de verdeling van de vakanties 2024. De vrouw heeft hiertegen destijds geen bezwaren geuit. Op basis van deze verdeling heeft de man zijn vakantieplannen voor de zomervakantie gemaakt. Pas in februari 2024 heeft de vrouw aangegeven geen toestemming te verlenen voor een reis met de kinderen naar Portugal, terwijl volgens de man de kinderen hier enorm naar uitkijken. Het grootste argument voor het onthouden van haar toestemming is dat zij vreest dat de man niet met de kinderen zal terugkeren naar Nederland. Naar aanleiding van het incident vorig jaar, waarbij de man [minderjarige 1] heeft achtergehouden in Portugal, begrijpt de man die angst. De man heeft hiervoor destijds zijn excuses aangeboden en zegt toe inmiddels doordrongen te zijn van de gevolgen als een dergelijke situatie opnieuw zou voordoen. Dit zal dan ook niet meer gebeuren. De man wil graag met zijn gezin en naaste familie in het huis in Portugal verblijven gedurende de weken zoals die door hem zijn verzocht. Nu de vrouw haar toestemming hiervoor weigert te geven, verzoekt hij de rechtbank vervangende toestemming te verlenen.
4.3.4
De vrouw acht niet in het belang van de kinderen dat zij op dit moment met de man naar Portugal reizen. De vrouw vreest namelijk dat de man niet zal terugkeren met de kinderen naar Nederland. De man heeft dit vorig jaar ook gedaan. Toen heeft hij eenzijdig besloten om [minderjarige 1] achter te houden in Portugal. Dit heeft het vertrouwen van de vrouw ernstig geschaad. Dit wantrouwen wordt versterkt door het feit dat de man geen duidelijkheid wil geven over waar hij zal zijn en hoe lang. Daarnaast geldt er een voorlopige regeling op basis waarvan de kinderen twee weken bij een ouder verblijven. Zij zijn niet gewend om langer de andere ouder te moeten missen. De vrouw vindt dan ook een verblijf van drie weken in het buitenland te lang en in de huidige situatie te voorbarig. Als de man bereid is om de door de vrouw gewenste duidelijkheid te bieden, is zij bereid wel om hierover met hem in gesprek te gaan.
4.3.5
De Raad ziet dat de kinderen de dupe zijn van het wantrouwen tussen partijen. Het is namelijk in het belang van de kinderen dat zij met hun ouders op vakantie kunnen gaan. Het uitgangspunt is dat vakanties bij helfte tussen ouders worden verdeeld. Indien de man toezegt de afspraken hierover onverkort na te komen, moet een vakantie naar Portugal voor de kinderen wel mogelijk zijn.
4.3.6
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat er in het verleden veel is gebeurd tussen partijen, waardoor er een groot wantrouwen heerst tussen partijen, vooral vanuit de vrouw naar de man. Naar aanleiding van het incident vorig jaar waarbij de man eenzijdig had besloten om [minderjarige 1] achter te houden in Portugal begrijpt de rechtbank de angst van de vrouw. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man gesteld ervan doordrongen te zijn dat hij de afspraken onverkort dient na te komen en dat de kinderen conform de afgesproken regeling dienen terug te keren in Nederland. Hij is zich bewust van de consequenties. Dit in overweging nemende acht de rechtbank met de Raad het in het belang van de kinderen dat zij met een ouder op vakantie kunnen gaan. De rechtbank zal de man dan ook vervangende toestemming verlenen voor zijn vakantie met de kinderen naar Portugal. De rechtbank kan zich vinden in het argument van de vrouw dat de kinderen niet gewend zijn om drie weken de andere ouder te moeten missen en zal daarom in tegenstelling tot het verzoek van de man de termijn beperken tot twee weken en daarbij aansluiten bij de voorlopige zorgregeling waar partijen thans uitvoering aan geven. Dit betekent dat de man toestemming krijgt om met de kinderen in Portugal te verblijven gedurende de periode van 27 juli 2024 tot en met 9 augustus 2024. Het meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
4.4
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
4.4.1
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de man. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als daartegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De rechtbank
verleent aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – toestemming om met de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verhuizen naar [woonplaats 1] ;
verleent aan de man – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de vrouw – toestemming om met de voornoemde minderjarigen af te reizen naar Portugal gedurende de periode van 27 juli 2024 tot en met 9 augustus 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hendriks, voorzitter tevens (kinder)rechter, mr. De Beer en mr. Jurkovich, (kinder)rechters, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.