ECLI:NL:RBZWB:2024:5136

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
C/02/418242 / FA RK 24-293
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Van de Merbel
  • mr. Jurkovich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing naar Duitsland met minderjarige

In deze zaak heeft de vrouw verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige dochter naar Duitsland te verhuizen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in deze rekestprocedure. De vrouw, die oorspronkelijk uit Duitsland komt, heeft aangegeven dat zij met haar dochter naar Duitsland wil verhuizen om dichter bij haar familie te zijn en betere kansen op werk te hebben. De man, de vader van het kind, heeft zijn toestemming voor de verhuizing ingetrokken en verzet zich tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun dochter hebben en dat de man zijn toestemming voor de verhuizing nodig heeft. De rechtbank heeft de belangen van het kind, de vrouw en de man afgewogen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing en dat de verhuizing niet onoverkomelijke nadelen voor het contact tussen de man en het kind met zich meebrengt. De rechtbank heeft de vrouw vervangende toestemming verleend om met haar dochter naar Duitsland te verhuizen, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak met betrekking tot de schoolinschrijving en zorgregeling is aangehouden tot 24 december 2024, zodat partijen de gelegenheid hebben om hierover afspraken te maken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/418242 / FA RK 24-293
datum uitspraak: 26 juni 2024
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming inschrijving school en wijziging zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. V.J.C. Pieters te Goes.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 19 januari 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 3 mei 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Baas d.d. 8 mei 2024 met bijlagen;
- de tijdens de mondelinge behandeling van 16 mei 2024 door mr. Pieters overgelegde pleitnotities.
1.2
De verzoeken zijn door de meervoudige kamer van deze rechtbank mondeling behandeld op 16 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Gelderland d.d. 27 mei 2022 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 2 juni 2022 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen is het navolgende minderjarige kind geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2018.
2.3
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4
Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank bepaald dat de inhoud van het aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking. Uit het ouderschapsplan volgt dat partijen zijn overeengekomen dat [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de vrouw heeft en dat er een zorgregeling geldt, waarbij [minderjarige] een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij de man verblijft alsmede iedere maandag en dinsdag overdag. De vakanties en feestdagen worden evenredig in onderling overleg verdeeld. De ouder bij wie [minderjarige] het laatst verblijft, brengt haar naar de andere ouder. Tevens is afgesproken dat bij een voorgenomen verhuizing buiten een straal van 60 minuten reistijd partijen vooraf met elkaar in overleg treden en dat die verhuizing de instemming behoeft van de andere ouder. Mocht de verhuizing invloed hebben op de zorgverdeling, wordt de zorgverdeling opnieuw bekeken.
2.5
Uit het door beide partijen ondertekend gespreksverslag d.d. 4 april 2023 volgt dat partijen onder begeleiding van een mediator in aanvulling dan wel in afwijking van het voornoemde ouderschapsplan nadere afspraken hebben gemaakt, in die zin – en voor zover hier van belang - dat er met ingang van 10 juli 2023 een zorgregeling zal gelden, waarbij [minderjarige] tweewekelijks van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijft. De afspraken omtrent de verdeling van vakanties en andere bijzondere dagen zoals opgenomen in het ouderschapsplan blijven onverminderd van kracht. Voorts zijn partijen overeengekomen dat wanneer de vrouw met [minderjarige] verhuist en [minderjarige] als gevolg van die verhuizing naar een nieuwe school zal gaan, dit een christelijke school zal zijn in de huidige woonomgeving of in de grensstreek van Duitsland.
2.6
De vrouw is Burger van de Bondsrepubliek Duitsland. De man en [minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt bij beschikking en zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] (Duitsland);
- te bepalen dat de vrouw [minderjarige] één keer in de veertien dagen zal brengen naar [plaats 2] om 15:00 uur en dat de man [minderjarige] naar [plaats 2] zal brengen op zondag om 17:30 uur;
- te bepalen dat de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige] op de [basisschool 1] te [plaats 1] , subsidiair de [basisschool 2] te [plaats 1] in te schrijven.
3.2
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
Voor het geval aan de vrouw vervangende toestemming wordt verstrekt om te verhuizen naar [plaats 1] verzoekt de man bij wijze van (voorwaardelijke) zelfstandige verzoeken:
- de beschikking van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2022 te wijzigen, enkel en alleen voor wat betreft de daarin vastgelegde zorgregeling alsmede de nadien gemaakte afspraken inzake de zorgregeling tussen de man en [minderjarige] , en bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat [minderjarige] bij de man zal verblijven gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag direct uit school tot zondagavond 17:00 uur, waarbij de vrouw voor het vervoer van [minderjarige] zal zorgdragen en voorts te bepalen dat de vakantieregeling er als volgt uit zal komen te zien:
 Voorjaarsvakantie: [minderjarige] verblijft bij de man van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 17:00 uur;
 Meivakantie: In de even jaren verblijft [minderjarige] in de eerste week bij de man en in de tweede week bij de vrouw. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] de tweede week bij de man en de eerste week bij de vrouw. De vrouw brengt [minderjarige] op vrijdag direct na school naar de man toe en haalt haar de vrijdag erna weer bij de man op;
 Zomervakantie: In de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] de laatste drie weken bij de man en de eerste drie weken bij de vrouw. De vakantie begint op vrijdag uit school en eindigt op zondagavond. De vrouw zal voor het halen en brengen van [minderjarige] zorgdragen;
 Herfstvakantie: [minderjarige] verblijft bij de vrouw;
 Kerstvakantie: In de even jaren verblijft [minderjarige] in de eerste week bij de man en in de tweede week bij de vrouw. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] de tweede week bij de man en de eerste week bij de vrouw. De vrouw brengt [minderjarige] op vrijdag direct na school naar de man en haalt haar de vrijdag erna weer bij de man op.
Tijdens de feestdagen zal de reguliere regeling doorlopen. Indien de schoolvakanties in Duitslang niet gelijk lopen met de schoolvakanties in Nederland, zal de man voor wat betreft die vakanties de eerste keuze hebben, zodat hij ervoor kan zorgen dat [minderjarige] bij hem verblijft indien ook de rest van het gezin vrij is.
Voor het geval de vrouw geen vervangende toestemming wordt verstrekt en de vrouw besluit alleen te verhuizen:
- de beschikking van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2022 te wijzigen, enkel en alleen voor wat betreft het daarin vastgelegde hoofdverblijf van [minderjarige] , en bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de man zal hebben met ingang van de datum van de in deze te wijzen beschikking;
- de beschikking van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2022 te wijzigen, enkel en alleen voor wat betreft de daarin vastgelegde zorgregeling ten aanzien van de vakanties, en bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat de zorgregeling tijdens de vakanties er als volgt uit zal zien:
 Voorjaarsvakantie: [minderjarige] verblijft bij de man van vrijdagmiddag uit school tot maandag naar school;
 Meivakantie: In de even jaren verblijft [minderjarige] in de eerste week bij de man en in de tweede week bij de vrouw. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] de tweede week bij de man en de eerste week bij de vrouw. De ouder bij wie [minderjarige] in de eerste week verblijft, haalt haar uit school en brengt haar de vrijdag naar de andere ouder om 10:00 uur of 18:00 uur. De ouder bij wie [minderjarige] gedurende de tweede week verblijft, brengt haar op maandag naar school;
 Zomervakantie: In de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] de laatste drie weken bij de man en de eerste drie weken bij de vrouw. De wissel vindt plaats in week 3 op vrijdag om 10:00 uur of 18:00 uur;
 Herfstvakantie: [minderjarige] verblijft bij de vrouw;
 Kerstvakantie: In de even jaren verblijft [minderjarige] in de eerste week bij de man en in de tweede week bij de vrouw. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] de tweede week bij de man en de eerste week bij de vrouw. De ouder bij wie [minderjarige] in de eerste week verblijft, haalt haar uit school en brengt haar de vrijdag erna naar de andere ouder om 10:00 uur of 18:00 uur. De ouder bij wie [minderjarige] gedurende de tweede week verblijft, brengt haar op maandag naar school.
Gedurende de overige feestdagen zal de reguliere regeling doorlopen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.1
Door de omstandigheid dat de vrouw Burger van de Bondsrepubliek Duitsland is, draagt deze zaak een internationaal karakter. Gelet hierop dient eerst ambtshalve de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt en welk recht van toepassing is op het verzoek.
4.1.2
Op grond van artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn in zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige haar gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
4.1.3
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is om op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 het Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
4.2
Vervangende toestemming verhuizing
4.2.1
De vrouw heeft het voornemen om met [minderjarige] te verhuizen naar Duitsland. Nu de man niet langer zijn toestemming verleent voor de verhuizing, verzoekt zij de rechtbank om haar vervangende toestemming hiervoor te verlenen.
4.2.2
De rechtbank stelt vast dat partijen gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dit brengt met zich mee dat de vrouw voor een eventuele verhuizing met [minderjarige] naar Duitsland in beginsel toestemming van de man nodig heeft. De rechtbank stelt vast dat de man zich niet kan vinden in de verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar [plaats 1] en dat zijn toestemming thans ontbreekt.
4.2.3
Indien de ouders het onderling niet eens worden over de verhuizing, kan het geschil in zo’n geval, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek worden voorgelegd aan de rechtbank. Nu partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen, zal de rechtbank dan een zodanige beslissing nemen als haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt. De rechtbank stelt hierbij voorop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat bij die beslissing alle omstandigheden van het geval in acht genomen moeten worden, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging.
4.2.4
Ter onderbouwing van haar verzoek voert de vrouw aan dat haar voornemen tot verhuizen in goed overleg met de man tot stand is gekomen. Van begin af aan heeft de man toestemming gegeven voor haar verhuizing met [minderjarige] naar Duitsland. De vrouw woont – zoals partijen ten tijde van de echtscheiding zijn overeengekomen – tot op heden en in afwachting van het verkrijgen van een eigen woning nog steeds met [minderjarige] in de voormalige echtelijke woning. De man wil niet langer de huur voor haar betalen en zelf weer zijn intrek nemen in deze woning, nu met zijn nieuwe partner en gezin. De vrouw stelt dat de man heeft ingestemd met haar voorstel om met [minderjarige] te verhuizen naar Duitsland, naar de omgeving waar zij vandaan komt en waar haar familie woont. Pas toen de vrouw een woning, een baan en een school voor [minderjarige] in Duitsland had gevonden, bleek de man zijn toestemming in te trekken. De vrouw stelt voorts dat zij voor de man naar Nederland is verhuisd en dat zij hier geen eigen netwerk heeft. Sinds de echtscheiding verlangt zij er steeds meer naar om terug te kunnen keren naar haar roots en familie in Duitsland. Dit heeft zij ook zo kenbaar gemaakt aan de man. Zij wil met [minderjarige] een zelfstandig leven gaan opbouwen en volgens de vrouw biedt Duitsland haar meer (baan)kansen hiertoe. In Nederland is het voor de vrouw in de afgelopen periode lastig gebleken om andere woonruimte en een passende baan voor meer uren te vinden, aangezien haar diploma’s niet in Nederland worden erkend. Tevens is het voor de vrouw lastig dat zij in de omgeving van [woonplaats 1] geen eigen netwerk heeft voor het opvangen van [minderjarige] indien nodig en op de man kan zij nauwelijks rekenen, daar hij nog altijd veel uren maakt in zijn bakkerij. Volgens de vrouw zal de verhuizing geen nadelige gevolgen hebben voor het contact tussen [minderjarige] en haar vader. De zorgregeling kan volgens haar nagenoeg ongewijzigd blijven. Ondanks de inspanningen van de vrouw is het in de afgelopen periode niet gelukt om met de man tot een compromis te komen. Nu de man zijn toestemming blijft weigeren, ziet zij geen andere uitweg dan een verzoek tot vervangende toestemming voor te leggen aan de rechtbank. Indien de rechtbank de vrouw geen toestemming verleent voor haar verhuizing, zal zij afzien van haar voorgenomen verhuizing. In dit kader heeft de vrouw recentelijk een woning aanvaard in de omgeving van Renesse en zij zal dan hier met [minderjarige] gaan wonen.
4.2.5
De man betwist de noodzaak voor de verhuizing. Ook is de man van mening dat een verhuizing op zo’n grote afstand met daarbij een wijziging van school en een inperking van de zorgregeling niet in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] zal na een verhuizing haar sociale leven in Duitsland opbouwen, waardoor de man vreest dat hij op een steeds grotere afstand van [minderjarige] zal komen te staan. Daarnaast kennen partijen volgens de man een moeizame communicatie en bij een verhuizing naar Duitsland zal dit alleen maar moeilijker worden. Dit is niet in het belang van [minderjarige] . Voorts betwist de man de hogere baankans voor de vrouw in Duitsland. De vrouw heeft op dit moment werk in Nederland en beschikt ook over Nederlandse diploma’s, zodat er geen noodzaak is om te verhuizen naar Duitsland. Voorts benoemt de man dat partijen in het convenant zijn overeengekomen dat de man het huurrecht toekomt ten aanzien van de voormalig echtelijke woning. Totdat de vrouw een eigen woning zou vinden, zou de man de huur betalen en elders verblijven. De vrouw heeft zich met het oog hierop destijds ingeschreven bij een lokale woningbouwvereniging, waardoor de man ervan uit ging dat zij in de regio van [woonplaats 1] zou blijven wonen. Er waren geen concrete plannen om te verhuizen naar Duitsland, mogelijk wel naar de grensstreek. Nu de man beseft dat hij door de verhuizing van de vrouw naar Duitsland [minderjarige] voor een groot deel zal kwijtraken, weigert hij hiervoor zijn toestemming te geven. De man is altijd zeer betrokken geweest bij [minderjarige] , ook ten aanzien van haar school. Dat kan bij een verhuizing niet meer. Daarbij komt dat hij al vanaf januari 2022 aangeeft meer tijd te willen doorbrengen met [minderjarige] . Dit is de reden waarom de man recentelijk de taken binnen zijn bakkerij anders heeft verdeeld.. Op het moment dat de vrouw met [minderjarige] in Duitsland woont, wordt de man de kans om meer tijd met [minderjarige] door te brengen ontnomen. Extra opvang voor zijn rekening nemen of aanwezig zijn bij activiteiten op school is dan ook niet meer mogelijk. Afsluitend benoemt de man dat het vanwege de bakkerij voor hem niet mogelijk is om in de weekenden een lange afstand te rijden voor het ophalen van [minderjarige] .
4.2.6
Volgens de Raad heeft de vrouw de noodzaak voor een verhuizing naar Duitsland voldoende gesteld. De verhuizing zal ten goede komen aan haar rol als moeder van [minderjarige] . Tegelijkertijd ziet de Raad dat een verhuizing nadelige gevolgen zal hebben voor het contact tussen de man en [minderjarige] . Hoewel partijen tegenstrijdige visies hebben over de rol die de man vervult in het leven van [minderjarige] , is het duidelijk dat die rol wel minder wordt als [minderjarige] verhuist naar Duitsland. Daarbij komt dat [minderjarige] geworteld is in Nederland. Zij is hier geboren, gaat hier naar school en ontwikkelt zich goed. [minderjarige] zit in een vaste klas en is relaties aan het opbouwen. De Raad maakt zich daarom zorgen over de gevolgen van een verhuizing voor haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Alles afwegende komt de Raad tot de conclusie dat de belangen van [minderjarige] en de man in dit geval zwaarder dienen te wegen dan die van de vrouw. De Raad begrijpt dat het leven in Nederland zonder sociaal netwerk zwaar is voor de vrouw. Het is dan ook knap dat zij hier toch inmiddels een woning heeft geaccepteerd. Hiermee handelt zij in het belang van [minderjarige] .
4.2.7
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat de vrouw de wens en behoefte heeft om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] te Duitsland. De vrouw komt van oorsprong uit Duitsland en is voor haar relatie met de man in Nederland komen wonen. Partijen zijn in 2009 met elkaar gehuwd en uit dit huwelijk is in 2018 [minderjarige] geboren. Vanwege het drukke werk van de man als bakker hebben partijen in hun huwelijk een traditionele rolverdeling gekend. De vrouw is na de geboorte van [minderjarige] thuis gebleven om voor haar te zorgen. Later is zij voor enkele uren per week buitenshuis gaan werken. Na de echtscheiding zijn partijen overeengekomen dat de vrouw met [minderjarige] in de echtelijke woning zou blijven wonen zolang zij nog niet beschikte over een eigen woonplek. Ondanks diverse pogingen verliep de zoektocht van de vrouw naar een woning en een passende baan in Nederland zeer moeizaam. De rechtbank begrijpt dat een verhuizing van de vrouw met [minderjarige] geregeld onderwerp van gesprek is geweest tussen partijen. Hoewel de vrouw ervan overtuigd is dat de man zijn toestemming heeft verleend voor een verhuizing naar Duitsland, wordt dit door de man stellig betwist. Uit de overgelegde stukken blijkt in ieder geval dat partijen gesproken hebben over een mogelijke verhuizing op een afstand van 60 minuten dan wel naar de grensstreek van Duitsland. De rechtbank begrijpt van de vrouw dat zij er veel moeite mee heeft dat zij geen eigen netwerk heeft in de omgeving van [woonplaats 1] en dat zij haar familie in Duitsland mist. Zij bezoekt haar familie zeer geregeld in de weekenden en in de vakanties, maar op doordeweekse dagen kan zij als zij bijvoorbeeld opvang nodig heeft voor [minderjarige] geen aanspraak doen op haar eigen sociale netwerk. De vrouw staat er dan alleen voor. Zij voelt zich meer verbonden met Duitsland en het gemis van haar familie maakt dat zij zich in Nederland steeds minder op haar plek voelt. De behoefte om terug te keren naar haar roots wordt daardoor steeds sterker. In deze omstandigheden heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank voldoende gesteld een noodzaak te hebben om met [minderjarige] te verhuizen naar haar land van afkomst, te weten Duitsland.
4.2.8
Nu de vrouw een noodzaak heeft om te verhuizen, dient de rechtbank te beoordelen of het belang van de vrouw bij een verhuizing met [minderjarige] naar Duitsland zwaarder weegt dan het belang van de man bij een verblijf van [minderjarige] in Nederland.. In dit kader stelt de rechtbank vast dat de vrouw altijd de hoofdopvoeder van [minderjarige] is geweest en dat de rol van de man in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] vanwege zijn werk in de bakkerij beperkt is geweest. Partijen zijn in april 2023 tot nadere afspraken gekomen over het contact tussen de man en [minderjarige] . De zorgregeling is toen gewijzigd naar een reguliere weekendregeling, waarbij de doordeweekse dagen waarop [minderjarige] bij de man verbleef, zijn komen te vervallen. Hoewel de man stelt dat hij vaak heeft aangegeven dat hij meer omgang wil met [minderjarige] , is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat hij (nog steeds) geen duidelijk beeld heeft over hoe hij dit in de praktijk (met of zonder een verhuizing) zal vormgeven. De vrouw heeft toegezegd er alles aan te doen om de band tussen de man en [minderjarige] te behouden en de in april 2023 overeengekomen zorgregeling, met een wijziging van de maandagochtend naar de zondagavond, na te komen. Daarbij is zij bereid om de man tegemoet te komen voor wat betreft het halen en brengen van [minderjarige] en de (school)vakanties. Zowel uit de stukken als tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank gebleken dat het gemis van haar eigen cultuur en netwerk zwaar drukt op de vrouw. Daarbij stelt de rechtbank vast dat een verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar Duitsland beperkte gevolgen heeft voor het contact tussen de man en [minderjarige] . De rechtbank zal de vrouw daarom vervangende toestemming verlenen voor haar verhuizing met [minderjarige] naar Duitsland.
4.3
Zorgregeling en inschrijving school
4.3.1
De vrouw verzoekt voorts vervangende toestemming te verlenen voor het inschrijven van [minderjarige] op een school in [plaats 1] (Duitsland) en een regeling te treffen voor de overdracht van [minderjarige] . In het geval dat de vrouw toestemming krijgt voor haar verhuizing naar Duitsland verzoekt de man de zorgregeling te wijzigen naar een regeling van een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond en een verdeling ten aanzien van de vakanties vast te stellen.
4.3.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven dat hij zich vanwege de huidige procedure niet heeft verdiept in de door de vrouw voorgestelde scholen voor [minderjarige] . Hij wil daartoe wel de gelegenheid krijgen. Ten aanzien van het nader vormgeven van de zorgregeling na de verhuizing, met name ten aanzien van de schoolvakanties, hoopt de vrouw dat partijen onder begeleiding van een mediator nadere afspraken kunnen maken.
4.3.3
De rechtbank hoopt dat de beslissing omtrent de verhuizing naar Duitsland duidelijkheid geeft aan partijen, waardoor de situatie tussen hen tot rust zal komen en partijen weer het gesprek met elkaar kunnen aangaan. Nu beide partijen zich hierin kunnen vinden, zal de rechtbank de zaak ten aanzien van de school en de zorgregeling voor de duur van zes maanden, te weten
tot 24 december 2024 PRO FORMA, aanhouden om zodoende partijen in de gelegenheid te stellen om samen nadere afspraken hierover te maken. Partijen worden verzocht om zich uiterlijk op de voornoemde datum uit te laten over het gewenste verdere procesverloop onder gelijktijdige verstrekking van de verhinderdata van de advocaten van partijen indien er behoefte is aan een nadere mondelinge behandeling.
4.4
Verklaring uitvoerbaar bij voorraad
4.4.1
Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing, die de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
verleent aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming om met de [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] te Duitsland;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de zaak ten aanzien van de school en de zorgregeling aan
tot 24 december 2024 PRO FORMAin afwachting van de reactie van (de advocaten van) partijen en het door hen gewenste procesverloop.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, (kinder)rechter tevens voorzitter, mr. Van de Merbel, (kinder)rechter en mr. Jurkovich, rechter-plaatsvervanger, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.