Op 26 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een spoedverzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI, op 25 juni 2024. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en woont bij [minderjarige]. De kinderrechter heeft in het verleden al meerdere beschikkingen gedaan met betrekking tot de ondertoezichtstelling van [minderjarige].
De GI heeft zich zorgen gemaakt over de situatie van [minderjarige] en verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft echter, na telefonisch overleg met de advocaat van de moeder en de GI, besloten dat er eerst contact met de vriendin van de moeder moest worden opgenomen om de situatie van [minderjarige] te beoordelen. Dit contact heeft echter niet plaatsgevonden, en op 19 juli 2024 heeft de griffie van de rechtbank geconstateerd dat de GI geen verdere stappen heeft ondernomen.
Gelet op het feit dat een uithuisplaatsing zeer ingrijpend is voor zowel [minderjarige] als de moeder, heeft de kinderrechter besloten het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om de situatie van [minderjarige] goed in kaart te brengen voordat er ingrijpende maatregelen worden genomen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 26 juli 2024, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.