ECLI:NL:RBZWB:2024:5197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10978814 CV EXPL 24-893 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige leasetermijnen en afgifte van een auto na beëindiging van een leaseovereenkomst

In deze zaak vordert ABN-AMRO Asset Based Finance N.V. betaling van achterstallige leasetermijnen en de afgifte van een auto van de gedaagde partij, H.O.D.N. De gedaagde heeft een financiële leaseovereenkomst gesloten voor een Mercedes Benz GLA 250 4matic, maar heeft de leasetermijnen niet betaald. ABN-AMRO heeft de overeenkomst beëindigd na meerdere sommaties. De gedaagde heeft schade aan de auto gemeld na twee verkeersongevallen, maar heeft de auto niet ingeleverd. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst is beëindigd en dat de gedaagde de resterende leasetermijnen en de koopoptie moet betalen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van innamekosten af, omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, waaronder arbeidsongeschiktheid door letsel, worden niet als voldoende geacht om de betalingsverplichting te ontlopen. De kantonrechter stelt dat de gedaagde in beginsel de verschuldigde bedragen moet betalen, maar dat de uiteindelijke hoogte van de vordering afhankelijk is van de verkoopopbrengst van de auto en eventuele verzekeringsuitkeringen. De zaak wordt aangehouden voor verdere akten van beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10978814 \ CV EXPL 24-893
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
ABN-AMRO ASSET BASED FINANCE N.V.,
te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: ABN-AMRO,
gemachtigde: mr. J. Jonk,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.F. Roth.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte van ABN-AMRO.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft per 25 oktober 2022 een financiële leaseovereenkomst (huurkoop) gesloten met LFH Lease B.V. ter zake van een auto, Mercedes Benz GLA 250 4matic (hierna: de auto). De looptijd van deze overeenkomst is 55 maanden. Bij aanvang bedroeg een maandelijkse leasetermijn € 986,00 exclusief btw. De totale leasetermijn (looptijd x leasetarief per maand) bedraagt € 54.230,00 exclusief btw. Volgens de overeenkomst is LFH Lease B.V. eigenaar van de auto en wordt [gedaagde] pas na volledige betaling van de leasetermijnen eigenaar, waarvoor de laatste leasetermijn met € 350,00 exclusief btw (de koopoptie) wordt vermeerderd.
2.2.
In artikel 7 van de op deze overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden is bepaald:
“1. De Lessee zal zelf op zijn kosten alle verzekerbare risico’s met betrekking tot het Object verzekeren. (…)
2. Bij verlies van het Object, dan wel een zodanige beschadiging dat het Object naar het oordeel van de door de assuradeuren benoemde expert niet herstelbaar is, zal de leaseovereenkomst eindigen. Alsdan zal de Lessee aan LFH Lease verschuldigd zijn alle resterende leasetermijnen die de Lessee aan LFH Lease verschuldigd zou zijn bij normale expiratie van de leaseovereenkomst, alsook het bedrag van de koopoptie. LFH Lease zal echter op het totaal door de Lessee verschuldigde bedrag in mindering brengen het door de assuradeuren aan LFH Lease uit te keren bedrag, een en ander na aftrek van eventueel door LFH Lease gemaakte kosten. Indien de door LFH Lease van de assuradeuren ontvangen uitkering hoger mocht zijn dan het door de Lessee verschuldigde totaalbedrag, vermeerderd met de eventueel door LFH Lease te maken kosten, zal LFH Lease het meerdere aan de Lessee doen toekomen.”
2.3.
In artikel 12 van de op deze overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden is bepaald:
“1. In de navolgende gevallen zal LFH Lease het recht hebben de leaseovereenkomst terstond zonder rechterlijke tussenkomst te beëindigen onverminderd haar recht juiste nakoming van de Lessee te vorderen: a. indien de Lessee, na in gebreke te zijn gesteld, in gebreke blijft ter zake van de betaling van enig door hem aan LFH Lease verschuldigd bedrag; (…)”
2. Indien zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in lid 1 van dit artikel zal de Lessee niet langer gerechtigd zijn het Object te gebruiken. LFH Lease heeft in zo’n geval het recht het Object tot zich te nemen. De kosten daarvan zijn voor rekening van de Lessee.”.
2.4.
ABN-AMRO heeft deze overeenkomst overgenomen van LFH Lease B.V.. [gedaagde] is hiervan op de hoogte gesteld en heeft hiermee ingestemd.
2.5.
[gedaagde] heeft de leasetermijnen vanaf april 2023 tot en met september 2023 ondanks sommaties niet betaald. ABN-AMRO heeft de overeenkomst daarom per 11 oktober 2023 beëindigd.
2.6.
[gedaagde] heeft ABN-AMRO bij e-mailbericht van haar gemachtigde van 27 februari 2024 geïnformeerd dat zij op 2 februari 2023 een verkeersongeval gehad als gevolg waarvan er schade is aan de auto. [gedaagde] is op 24 september 2023 ook betrokken geraakt bij een ongeval. Zij werd toen in haar auto, een Audi A3, van achteren aangereden.
2.7.
Op verzoeken van ABN-AMRO vanaf om de auto in te leveren heeft [gedaagde] niet gereageerd. Nadat [gedaagde] (in de conclusie van dupliek) had laten weten waar de auto stond heeft ABN-AMRO de auto op 16 mei 2024 laten ophalen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak en in het incident:
3.1.
ABN-AMRO vordert na eiswijziging - samengevat – betaling van achterstallige en/of resterende leasetermijnen ter hoogte van € 50.394,82; betaling van btw over deze leasetermijnen van € 8.903,58; betaling van de koopoptie incl. btw van € 423,50; rente en de kosten van inname van de auto. In het incident vordert ABN-AMRO, samengevat, afgifte van de auto op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
ABN-AMRO legt, kort gezegd, aan haar vorderingen
primairhet volgende ten grondslag. Op grond van artikel 7.1 van de algemene voorwaarden is de overeenkomst geëindigd omdat de auto door het ongeval is beschadigd. Dit betekent dat [gedaagde], zoals in artikel 7.2 van de algemene voorwaarden is bepaald alle resterende leasetermijnen die zij verschuldigd zou zijn bij normale expiratie van de leaseovereenkomst en ook het bedrag van de koopoptie verschuldigd is. Hierop zal het bedrag dat de verzekering in verband met het ongeval uitkeert in mindering komen. ABN-AMRO zal de auto op een veiling gaan verkopen er van uitgaande dat de verzekering de auto vrij geeft. De opbrengst zal ook in mindering van de vordering dienen te komen.
Subsidiairlegt ABN-AMRO aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van artikel 12 van de algemene voorwaarden de overeenkomst mocht eindigen en de afgifte van de auto mocht verlangen. [gedaagde] is de achterstallige huurtermijnen en schadevergoeding in verband met het voortijdig beëindigen verschuldigd. In het incident legt zij ten grondslag dat zij eigenaresse van de auto is en [gedaagde] ondanks sommaties daartoe de auto niet heeft ingeleverd bij haar.
in de hoofdzaak en in het incident:
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij vraagt om afwijzing van de vorderingen van ABN-AMRO met veroordeling van ABN-AMRO in de kosten van deze procedure.
3.4.
Als verweer voert zij het volgende aan. Zij stelt dat de auto door een ongeval op 2 februari 2023 ernstige schade opliep en total loss is. Hierdoor is de overeenkomst gelet op artikel 7 van de algemene voorwaarden beëindigd. De auto was verzekerd bij Nationale Nederlanden. Er is nog discussie met ASR, de verzekeraar van de tegenpartij bij het ongeval, over de aansprakelijkheid. [gedaagde] verwacht dat die aansprakelijkheid erkent gaat worden en de schade aan de leaseauto op ASR kan worden verhaald. [gedaagde] verzoek ABN-AMRO daarom ook om respijt. Verder wijst zij erop dat toewijzing van de vordering slechts zal leiden tot een schuldsaneringstraject en dat dat haar verder in de ellende zal drukken. Zij heeft geen inkomen, omdat zij arbeidsongeschikt. Door het ongeval heeft zij namelijk letsel. Dat is verergerd toen zij op 24 september 2023 opnieuw bij een verkeersongeval betrokken geraakt, waardoor zij kampt met whiplashklachten en die nemen toe door financiële stress.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak:
4.1.
Partijen zijn het er over eens dat – gelet op het bepaalde in artikel 7.2 van de algemene voorwaarden – de overeenkomst is beëindigd omdat de auto door het ongeval van 2 februari 2023 ernstig is beschadigd.
4.2.
Onbetwist is dat dat betekent dat [gedaagde] daarom zoals is overeengekomen de resterende leasetermijnen, de btw daarover, rente en het bedrag voor de koopoptie, zoals door ABN-AMRO is gevorderd, in beginsel aan haar dient te betalen. Dit volgt ook uit de overeenkomst. [gedaagde] heeft de hoogte niet weersproken. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel een bedrag van € 50.394,82 (resterende leasetermijnen ex btw plus rente tot 4 februari 2024); € 8.903,58 btw; € 423,50 koopsom inclusief btw aan ABN-AMRO is verschuldigd.
4.3.
De auto is inmiddels in opdracht van ABN-AMRO opgehaald. ABN-AMRO stelt dat [gedaagde] daarvoor de kosten voor inname, € 998,25, is verschuldigd. Deze kosten zullen worden afgewezen. Uit artikel 12 van de algemene voorwaarden kan niet, althans onvoldoende, worden afgeleid dat [gedaagde] de kosten voor inname verschuldigd is. Ook is de hoogte van deze kosten onvoldoende onderbouwd.
4.4.
Partijen zijn het er over eens dat van deze onder 4.2. genoemde bedragen, die [gedaagde] aan ABN-AMRO dient te betalen, nog de verkoopopbrengst en de eventuele uitkering van de verzekeringsmaatschappij ASR (waarbij de tegenpartij van het ongeval van 2 februari 2023 is verzekerd) dient te worden afgetrokken. Pas als die bedragen bekend zijn is duidelijk of en hoeveel [gedaagde] nog aan ABN-AMRO zal moeten betalen. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van partijen dat zij op korte termijn over zowel de verkoopopbrengst als de mogelijke verzekeringsuitkering duidelijkheid verwachten. Daarom zal de kantonrechter ABN-AMRO in de gelegenheid stellen om bij akte (met producties) door te geven wat de verkoopopbrengst van de auto is. [gedaagde] krijgt de gelegenheid om bij akte (met producties) door te geven of al bekend is of ASR de aansprakelijkheid erkent en wat de hoogte van de schadevergoeding is.
4.5.
De kantonrechter begrijpt echter dat [gedaagde] het in strijd met de redelijkheid en billijkheid vindt als zij überhaupt iets aan ABN-AMRO moet betalen. Dit gelet op haar persoonlijke omstandigheden, te weten dat zij als gevolg van beide ongevallen een whiplash heeft en arbeidsongeschikt is. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Een tussen partijen bij overeenkomst aangegane afspraak mist slechts dan toepassing, indien onverkorte toepassing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Deze maatstaf noopt tot terughoudendheid bij de honorering van een dergelijk verweer. Het voorgaande overziende, is de kantonrechter van oordeel dat het beroep moet worden verworpen. De persoonlijke omstandigheden, hoe vervelend dan ook, leiden er in dit geval niet toe dat [gedaagde] niet meer gehouden is haar financiële verplichtingen uit de door haar zakelijk gesloten overeenkomst na te komen.
4.6.
ABN-AMRO vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 8.832,52 op grond van haar algemene voorwaarden. In dit geval acht de kantonrechter redenen aanwezig om de vergoeding op grond van artikel 242 Rv te matigen tot het bedrag, berekend op grond van de bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten horende staffel, nu niet is gesteld en onderbouwd dat er zodanige buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die een hoger bedrag dan de staffel, € 1.270,56 rechtvaardigen. Het subsidiair gevorderde bedrag ligt dus voor toewijzing.
4.7.
In afwachting van de aktes van partijen zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
in het incident:
4.8.
Bij de door ABN-AMRO gevorderde voorlopige voorziening heeft zij geen belang meer, omdat zij inmiddels de auto heeft ingenomen. De voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draag. Dit, omdat [gedaagde] pas tijdens de procedure (bij conclusie van dupliek) heeft gesteld waar de auto staat en dat zij haar medewerking aan het ophalen zal verlenen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het incident:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
compenseert de proceskosten in het incident in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak:
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 7 augustus 2024voor het nemen van een akte door beide partijen over wat is vermeld onder 4.4., waarna zij op de rol van twee weken daarna in reactie op elkaars akte een antwoordakte kunnen nemen,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.