ECLI:NL:RBZWB:2024:5198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
11024571 cv expl 24-1205
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsovereenkomst en onverschuldigde betaling van loon met bewijsopdracht

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vraag centraal of de gedaagde, die per 1 juni 2023 haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, recht heeft op het loon dat door de eiseres is betaald voor de maand juni 2023. De eiseres, een B.V., vordert terugbetaling van het loon dat onverschuldigd zou zijn betaald, omdat de arbeidsovereenkomst op dat moment al beëindigd was. De gedaagde betwist deze vordering en stelt dat er een afspraak is gemaakt met de leidinggevende over doorbetaling van het loon voor juni en juli 2023.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van partijen. De gedaagde heeft haar arbeidsovereenkomst opgezegd na een gesprek met haar leidinggevende, waarin haar werd meegedeeld dat haar contract niet verlengd zou worden. De eiseres heeft echter het loon voor juni 2023 betaald, wat de gedaagde als onverschuldigd beschouwt. De kantonrechter heeft de gedaagde opgedragen bewijs te leveren van de door haar gestelde afspraak over de doorbetaling van het loon.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis op 24 juli 2024 bepaald dat de gedaagde moet bewijzen dat er een toezegging is gedaan door de eiseres over de betaling van het loon voor de maanden juni en juli 2023. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal opnieuw op de rol komen op 7 augustus 2024. De rechter heeft ook richtlijnen gegeven voor het indienen van bewijsstukken en het horen van getuigen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11024571 \ CV EXPL 24-1205
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is met ingang van 1 augustus 2022 in dienst getreden bij [eiseres] op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden.
2.2.
Op 16 mei 2023 heeft [gedaagde] met haar leidinggevende de heer [naam 1] en manager de heer [naam 2] een gesprek gehad. Haar is toen medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden.
2.3.
Op 17 mei 2023 stuurt [gedaagde] een e-mailbericht aan de heer [naam 2] met de heer [naam 1] in de cc. In dit e-mailbericht is vermeld:
“Hierbij zoals vandaag besproken met jullie wil ik mijn contract opzegging met ingang van 1 juni 2023 met wederzijdse goedkeuring en respect.”
2.4.
[eiseres] heeft aan [gedaagde] het salaris van juni 2023 nog betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.798,61, vermeerderd met rente en proceskosten.
3.2.
Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023 heeft opgezegd. De betaling van het loon over juni 2023 is daarom onverschuldigd door haar gedaan. [gedaagde] moet haar dus dit bedrag aan loon van € 1.505,63 terug betalen. Daarnaast maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente, die tot 16 maart 2024 wordt begroot op € 67,14 en buitengerechtelijke incassokosten van € 225,84.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
3.4.
[gedaagde] betwist dat het loon over de maand juni 2023 onverschuldigd aan haar is betaald. Zij stelt dat zij tijdens het gesprek met de heer [naam 1] en [naam 2] op 16 mei 2023 te horen kreeg dat haar jaarcontract niet verlengd zou worden. Haar werd vriendelijk verzocht eerder te stoppen en niet door te werken tot en met 31 juli 2023 omdat dat beter zou zijn voor het team. Collega’s zouden haar te direct vinden in de communicatie. Vervolgens heeft zij op 17 mei 2023 een e-mailbericht gestuurd en het contract opgezegd. Daarna is de heer [naam 2] nog terug gekomen op het gesprek van 16 mei 2023 en haar e-mailbericht. Hij heeft haar toen gezegd dat [eiseres] haar tegemoet wilde komen door het loon van de maanden juni en juli 2023 door te betalen. Het loon van de maand juni 2023 is dus terecht betaald. Het loon over de maand juli 2023 heeft zij niet ontvangen. Zij is daar niet meer achteraan gegaan omdat ze alweer een nieuwe baan had per 1 juli 2023 en geen contact meer wilde met [eiseres] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat er over juni 2023 loon aan [gedaagde] is betaald, terwijl [gedaagde] de arbeidsovereenkomst al per 1 juni 2023 had opgezegd en na 1 juni 2023 niet meer heeft gewerkt voor [eiseres] .
4.2.
Tussen partijen is in geschil of het loon van de maand juni 2023 door [eiseres] onverschuldigd aan [gedaagde] is betaald.
4.3.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] een bedrag aan loon onverschuldigd betaald heeft gekregen, omdat de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023 door opzegging van [gedaagde] is beëindigd.
4.4.
[gedaagde] betwist gemotiveerd dat het bedrag dat [eiseres] van haar vordert onverschuldigd aan haar is betaald. Zij erkent dat zij de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023 heeft opgezegd. Zij stelt echter dat nadat zij de arbeidsovereenkomst had opgezegd de heer [naam 2] namens [eiseres] haar in een gesprek op 17 mei 2023 heeft toegezegd dat zij de maanden juni en juli 2023 doorbetaald zou krijgen. Deze afspraak is daarna niet op papier gezet. Wel is in lijn met deze afspraak de maand juni 2023 aan haar betaald.
4.5.
De kantonrechter overweegt het volgende. Aangezien de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023 is beëindigd heeft [gedaagde] in beginsel geen recht meer op betaling van loon na 1 juni 2023. Het bestaan van een andere afspraak zoals [gedaagde] stelt is voldoende door [eiseres] betwist. [gedaagde] zal daarom worden opgedragen om bewijs van de door haar gestelde afspraak te leveren.
4.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt [gedaagde] op te bewijzen [eiseres] haar heeft toegezegd in een gesprek met de heer [naam 2] op 17 mei 2023 heeft toegezegd dat [eiseres] het loon over de maanden juni en juli 2023 aan [gedaagde] zal betalen,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 7 augustus 2024voor uitlating door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eiseres] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als [gedaagde]
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en de gemachtigde van [eiseres] in de maanden
september 2024tot en met
december 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. Tilman-Knoester, in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.