Op 26 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende voorlopige voogdij over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft verzocht om voorlopige voogdij, omdat de moeder van de kinderen op [datum 1] 2024 is overleden. De moeder had het eenhoofdig gezag over de kinderen, en na haar overlijden is er een gezagsvacuüm ontstaan. De kinderen wonen momenteel bij hun tante, die in België woont, en de Raad heeft geconstateerd dat er dringend behoefte is aan een voogdijmaatregel om de belangen van de kinderen te waarborgen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verzochte maatregel dringend en onmiddellijk noodzakelijk is, gezien het feit dat de vader geen gezag heeft en al negen jaar geen contact met de kinderen heeft gehad. De kinderrechter heeft de Raad en de GI (Stichting Jeugdbescherming West Zeeland) de gelegenheid gegeven om hun mening te geven in een mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de voorlopige voogdij voor een periode van twee weken toegewezen, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft verder bepaald dat de behandeling van het verzoek voor het overige wordt aangehouden en dat de Raad, de GI en de tante, bijgestaan door een tolk, moeten verschijnen voor de mondelinge behandeling. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Duinhof, kinderrechter, en mr. Vork als griffier was aanwezig.