In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 3 februari 2023 een naheffingsaanslag opgelegd aan de belanghebbende, die niet tijdig had betaald voor zijn parkeervergunning. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende op de datum van de controle geen geldige parkeervergunning had. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende de verschuldigde belasting niet had voldaan, wat betekent dat de vergunning niet van kracht was. De rechtbank weerlegt de argumenten van de belanghebbende, waaronder de stelling dat de auto niet op de aangegeven locatie geparkeerd stond en dat er geen daadwerkelijke controle heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de naheffingsaanslag rechtmatig is. Wel wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht aan de belanghebbende, omdat niet duidelijk is of de bewijsstukken van het parkeren tijdig zijn verstrekt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht op hoger beroep.