ECLI:NL:RBZWB:2024:5220

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/02/375316 / HA ZA 20-447 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsrecht schip; echtheid handtekening volmacht; bewijswaardering deskundigenonderzoek

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat het eigendomsrecht van een schip centraal. Travel Limited, gevestigd op Ajeltake Island, Majuro (Marshall Eilanden), stelt dat zij de eigenaar is van het schip, omdat er niet geldig is geleverd aan Azza B.V., gevestigd in Wijk en Aalburg. Azza betwist dit en beroept zich op de echtheid van de handtekeningen op de volmachten die aan [naam 1] zijn verleend. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen waarin is geoordeeld dat aan de vereisten voor levering volgens het recht van de Cook Eilanden is voldaan. Een deskundigenonderzoek naar de echtheid van de handtekeningen is uitgevoerd, waarbij de deskundige concludeert dat [naam 2] de volmachten heeft ondertekend. De rechtbank komt tot de conclusie dat Azza de eigenaar van het schip is geworden, omdat er een geldige koopovereenkomst is en aan de eisen voor overdracht is voldaan. De vorderingen van Travel Limited worden afgewezen, en de rechtbank wijst de vordering van Azza tot opheffing van het beslag toe. Travel Limited wordt aansprakelijk gesteld voor de schade die Azza heeft geleden door het ten onrechte gelegde beslag. De proceskosten worden toegewezen aan Azza.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/375316 / HA ZA 20-447
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
TRAVEL LIMITED INC.,
te Ajeltake Island, Majuro (Marshall Eilanden),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Travel Limited,
advocaat: mr. J.A. Zee,
tegen
AZZA B.V.,
te Wijk en Aalburg,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Azza,
advocaat: mr. F. Wubbena.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak staat het eigendomsrecht van een schip, [schip] (hierna: [schip] ) centraal. Travel Limited stelt dat zij nog steeds de eigenaar van [schip] is, omdat er niet geldig is geleverd aan Azza en omdat [naam 1] niet bevoegd was om Travel Limited te vertegenwoordigen bij het sluiten van de koopovereenkomst met Azza. Azza betwist dit. Zij voert op haar beurt aan dat zij de eigenaar van [schip] is geworden. Azza beroept zich op de koopovereenkomst en in het verlengde daarvan de echtheid van de handtekeningen van [naam 2] op de aan [naam 1] verleende volmachten. Travel Limited betwist stellig dat de volmachten door [naam 2] zijn ondertekend.
1.2.
Dit is een eindvonnis. Voor dit vonnis zijn er meerdere tussenvonnissen gewezen. Daarin is onder meer geoordeeld dat er in beginsel aan de vereisten voor levering naar het toepasselijke recht van de Cook Eilanden is voldaan. Voor levering is slechts een bill of sale vereist, en de bill of sale voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Net als de koopovereenkomst is de bill of sale door [naam 1] ondertekend, op basis van de volmachten waarvan de echtheid van de handtekeningen in geschil is.
Vanwege het geschilpunt met betrekking tot de echtheid van de handtekeningen op de volmachten, is vervolgens een deskundigenonderzoek door een handschriftdeskundige gelast. Het deskundigenonderzoek is inmiddels afgerond en ligt ter beoordeling voor.
1.3.
In dit vonnis komt de rechtbank na bewijswaardering tot het oordeel dat [naam 2] de volmachten heeft ondertekend. [naam 1] was op basis van die volmachten bevoegd om Travel Limited te vertegenwoordigen.
1.4.
Dit alles leidt tot de conclusie dat Azza de eigenaar van [schip] is geworden. Er is een geldige koopovereenkomst en aan de eisen voor overdracht is voldaan.
De vorderingen van Travel Limited worden daarom afgewezen, daaronder ook begrepen de vordering die bij eisvermeerdering in een laat stadium van de procedure (na het deskundigenonderzoek) is ingediend. De door Azza in reconventie ingestelde vordering tot opheffing van het beslag wordt toegewezen. Daarnaast is Travel Limited aansprakelijk voor de gevolgen van het ten onrechte gelegde beslag en moet zij de door Azza geleden schade vergoeden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2024;
- de akte uitlaten (aanvullende) zekerheid van Azza.
2.2.
Voorafgaand aan het tussenvonnis van 21 februari 2024 heeft de rechtbank de eisvermeerdering van Travel Limited toegestaan. De daarop door Azza ingestelde vordering tot aanvullende zekerheid in verband met een verhoging van het griffierecht is in het tussenvonnis tot een bedrag van € 5.961,00 toegewezen. Azza heeft de rechtbank bij akte bericht dat Travel Limited aan de zekerheidsstelling heeft voldaan. Daarna is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

het deskundigenonderzoek
3.1.
In het tussenvonnis van 27 oktober 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat op Azza de stelplicht en de bewijslast van de echtheid van de handtekening op de volmacht rust.
3.2.
Bij tussenvonnis van 8 februari 2023 heeft de rechtbank een onderzoek door handschriftdeskundige de heer [deskundige] bevolen ter beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u vaststellen of en zo ja met welke mate van waarschijnlijkheid de handtekening en de geschreven naam op het document met opschrift
“POWER OF ATTORNEY”,gedateerd op 18 februari 2020 (productie 6), door de heer [naam 2] is geplaatst?
Kunt u vaststellen of en zo ja met welke mate van waarschijnlijkheid de handtekening op pagina 2 van het document met opschrift
“POWER OF ATTORNEY”,gedateerd op 18 februari 2020, dat onderdeel uitmaakt van een notarieel document voorzien van zegels (productie 7), door de heer [naam 2] is geplaatst?
Kunt u uiteenzetten hoe u tot uw antwoord op de vragen 1 en 2 bent gekomen en welk referentiemateriaal u hierbij heeft gebruikt?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
3.3.
De heer [deskundige] (hierna: de deskundige) heeft op 30 augustus 2023 een rapport uitgebracht. De deskundige heeft het onderzoek uitgevoerd aan de hand van twee hypothesen, die elkaar uitsluiten. De eerste hypothese (H1) is dat de handtekeningen en de geschreven naam door [naam 2] op de documenten is geplaatst. De tweede hypothese (H2) is dat de handtekeningen en de geschreven naam door een of meerdere andere personen op de documenten is geplaatst.
3.4.
In het rapport heeft de deskundige onder meer het volgende overwogen:
“(…)
De resultaten van het onderzoek worden als volgt samengevat:De betwiste handtekeningen en de naam “ [naam 2] .” bestaan uit primaire, met balpeninkt vervaardigde schrijfproducties, die vlot en zeker met een goede lijnspanning zijn vervaardigd. In de lijnvoering zijn geen onzekerheden, verbuigingen of onderbrekingen op voor de schrijfbeweging onnatuurlijke posities zichtbaar, die op de aanwending van een nabootsingsstrategie wijzen.
Het vergelijkend schriftonderzoek heeft als resultaat opgeleverd dat de betwiste handtekeningen in alle voor het bepalen van het schrijverschap relevante kenmerkcategorieën overeenkomsten ten opzichte van het referentiemateriaal tonen.
In de naam “ [naam 2] .” komen in de letters, die vergeleken kunnen worden, overeenkomsten van algemene aard ten opzichte van het beschikbare referentiemateriaal voor. De [letters] zijn in de cyrillische taal geschreven en kunnen niet worden vergeleken.
(…)
Het onderzoek heeft geen bijzonderheden in de fijnstructuur van de schrijfsporen opgeleverd en er zijn ook geen afwijkingen in het bewegingsverloop, de vormgeving en de proporties van schriftelementen vastgesteld die met nabootsing in verband gebracht kunnen. De afwijkingen in de naam “ [naam 2] .” kunnen vooralsnog op het aanwenden van een ander schriftsysteem worden teruggevoerd. Gelet op de schoolse uitvoering van de letters in de naam kan echter nabootsing niet worden uitgesloten.
De kans dat iemand in staat zou zijn de handtekening van [naam 2] met de hier aangewende schrijfsnelheid perfect na te bootsen en daarbij ook de verschillende varianten in de ondertekeningswijze mee te nemen, kan daarentegen als gering worden geacht.”
3.5.
Op basis van de onderzoeksresultaten komt de deskundige tot de volgende conclusies:
“De onderzoeksbevindingen met betrekking tot de handtekeningen op de beide “POWER OF ATTORNEY”, gedateerd 18.02.2020 zijnveel waarschijnlijkerwanneer hypothese H1 juist is, dan wanneer hypothese H2 juist is.
De onderzoeksbevindingen met betrekking tot de naam “ [naam 2] .” op de “POWER OF ATTORNEY”, gedateerd 18.02.2020 zijn ongeveereven waarschijnlijkwanneer hypothese H1 juist is, als wanneer hypothese H2 juist is.”
de standpunten van partijen over het bewijs
3.6.
Partijen hebben allebei bij conclusie gereageerd op het deskundigenrapport. Daaruit volgt in de eerste plaats dat zij de inhoud van het rapport en de conclusies van de deskundige op zichzelf niet bestrijden.
3.7.
Azza voert het volgende aan. De deskundige heeft op basis van het aan hem opgedragen onderzoek twee documenten met twee handtekeningen onderzocht. Op één van de documenten staat onder de handtekening ook een geschreven naam, zodat de naam ook in het onderzoek is betrokken. Azza stelt op basis van de conclusie van de deskundige met betrekking tot de handtekeningen dat zij geslaagd is in haar bewijsopdracht.
3.8.
Travel Limited is het daar niet mee eens en kent juist gewicht toe aan de bevindingen van de deskundige over de geschreven naam. Volgens Travel Limited is er twijfel over de volmacht en de ondertekening daarvan omdat de deskundige constateert dat er afwijkingen zijn in de naam “ [naam 2] .” en dat “gelet op de schoolse uitvoering van de letters in de naam nabootsing echter niet kan [worden] uitgesloten.” Die twijfel moet vervolgens mede beoordeeld worden tegen de achtergrond van de zaak. Zo waren de omstandigheden van de transactie merkwaardig en die hadden bij Azza vragen moeten oproepen, aldus Travel Limited. Travel Limited voert onder andere aan dat de koopprijs te laag was en moest worden overgemaakt naar een voor haar onbekende Engelse vennootschap met een Litouwse bankrekening, terwijl zij zelf is gevestigd op de Marshall Eilanden en [schip] was geregistreerd op de Cook Eilanden. Daarnaast verliep de communicatie met [naam 3] in plaats van [naam 2] , via een vaag e-mailadres. Gelet op al deze omstandigheden vindt Travel Limited dat Azza niet had mogen vertrouwen op de volmacht van [naam 1] .
de bewijswaardering
3.9.
De rechtbank overweegt als volgt. De deskundige heeft in het rapport met betrekking tot de geschreven naam aangegeven dat het onderzoek op dit punt beperkingen heeft. Het referentiemateriaal bestond namelijk uit vier namen die allen voor een deel in cyrillisch schrift zijn geschreven. De [letters] konden dan ook niet vergeleken worden. Travel Limited haalt de bevinding van de deskundige aan dat er afwijkingen in de geschreven naam zijn, maar de deskundige schrijft deze afwijkingen vooralsnog toe aan het aanwenden van een ander schriftsysteem. De conclusie van de deskundige op dit punt moet tegen deze achtergrond worden bezien.
3.10.
De rechtbank moet eerst beoordelen of de handtekeningen op de twee volmachten echt zijn. Daarbij spelen de door Travel Limited genoemde omstandigheden van de transactie geen rol. Die omstandigheden hebben geen betrekking op de echtheid van de handtekeningen op de volmachten, maar zien vooral op haar tweede standpunt dat Azza niet mocht vertrouwen op de volmachten. Voor zover Travel Limited betoogt dat er hogere eisen aan de bewijslevering moeten worden gesteld vanwege de omstandigheden van de transactie, volgt de rechtbank dit niet. In het kader van de bewijswaardering geldt in het algemeen dat de rechter een redelijke mate van zekerheid over de juistheid van de te bewijzen feiten moet hebben. Absolute zekerheid is niet vereist.
3.11.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het deskundigenrapport met een redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat [naam 2] de volmachten heeft ondertekend. De deskundige concludeert namelijk ten aanzien van de handtekeningen op de twee volmachten dat het veel waarschijnlijker is dat [naam 2] de handtekeningen heeft geplaatst dan een of meerdere andere personen. De daaraan door de deskundige gegeven onderbouwing is inzichtelijk en overtuigend.
3.12.
Dat ten aanzien van de geschreven naam de deskundige concludeert dat het even waarschijnlijk is dat de naam door [naam 2] of een ander is geplaatst, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals hiervoor al is overwogen kende het onderzoek op dit punt beperkingen, zodat aan die conclusie minder betekenis toekomt. Daarbij vindt de rechtbank de handtekeningen, die ook op twee verschillende documenten zijn geplaatst, belangrijker dan de onder één van die handtekeningen geschreven naam. Met de handtekeningen zijn de documenten ondertekend.
3.13.
Dit betekent dat komt vast te staan dat [naam 2] de handtekeningen op de volmachten heeft geplaatst. Azza is in zoverre geslaagd in haar bewijsopdracht.
3.14.
Daarmee leveren de volmachten dwingend bewijs op in de zin van artikel 157 lid 2 Rv, wat betekent dat de rechtbank verplicht is de inhoud daarvan als waar aan te nemen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [naam 2] een volmacht aan [naam 1] heeft verleend om Travel Limited bij het sluiten van de koopovereenkomst met Azza te vertegenwoordigen. Het staat Travel Limited vrij om tegenbewijs te leveren.
Dat heeft Travel Limited echter niet gedaan. Zij heeft daartoe namelijk geen relevante stellingen ingenomen. Travel Limited volhardt in haar standpunt dat de volmacht vals is en wijst naar de apostilles die niet kloppen en de verklaring van de Oekraïense notaris, maar dat is een gepasseerd station. Daarnaast voert zij aan dat de omstandigheden van de transactie vreemd waren, zodat Azza niet op de volmacht mocht vertrouwen. Dit standpunt ziet op de situatie dat er geen volmacht zou zijn verleend, en dat is niet aan de orde. Ook deze argumenten zijn niet relevant in het kader van tegenbewijs.
tussenconclusie
3.15.
De rechtbank komt tot de conclusie dat [naam 1] op basis van de volmachten bevoegd was om Travel Limited bij het sluiten van de koopovereenkomst met Azza te vertegenwoordigen.
3.16.
In een eerder stadium van de procedure is geoordeeld dat naar het toepasselijke recht van de Cook Eilanden in beginsel aan de eisen voor levering van [schip] is voldaan. Voor levering is namelijk slechts een bill of sale vereist en de door Azza overgelegde bill of sale voldoet aan de eisen die daaraan in de wet worden gesteld. De bill of sale moet ondertekend zijn door de eigenaar of diens gevolmachtigde. [naam 1] heeft de bill of sale als gevolmachtigde ondertekend. Aan de eisen voor eigendomsoverdracht is dan ook voldaan.
3.17.
Dit betekent dat Azza de eigenaar van [schip] is geworden.
de vorderingen in conventie
3.18.
Travel Limited vordert in conventie primair 1) een verklaring voor recht dat zij de rechthebbende op [schip] is en 2) een verklaring voor recht dat Azza niet de eigendom heeft verkregen van [schip] . Omdat Azza naar het oordeel van de rechtbank eigenaar van [schip] is, moeten deze vorderingen worden afgewezen. Ook de overige primaire vorderingen onder 3 tot en met 6 worden om die reden afgewezen.
de eisvermeerdering
3.19.
Travel Limited heeft haar eis vermeerderd met een subsidiaire vordering, voor het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat Azza eigenaar van [schip] is geworden. Travel Limited vordert dat Azza de koopsom van € 200.000,00 alsnog aan Travel Limited betaalt. Travel Limited stelt zich (na eiswijziging voor het eerst) op het standpunt dat Azza niet bevrijdend heeft betaald aan de Engelse vennootschap Persnetocon Ltd en dat Azza haar verplichting tot betaling alsnog moet nakomen.
3.20.
De rechtbank is met Azza van oordeel dat Azza bevrijdend heeft betaald. In de koopovereenkomst staat namelijk expliciet opgenomen dat de koopsom aan Persnetocon Ltd moet worden betaald. Partijen zijn dus overeengekomen dat betaling moet plaatsvinden aan een derde. De rechtbank wijst de vordering dan ook af. De door Travel Limited aangehaalde artikelen 6:32 en 6:34 BW zijn niet van toepassing op deze situatie.
de proceskosten
3.21.
Travel Limited is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Azza worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- kosten deskundige
3.146,00
- salaris advocaat
9.499,00
(3,50 punten × € 2.714,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
19.401,00
3.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De vorderingen in reconventie
opheffing conservatoir beslag
3.23.
Azza vordert in reconventie in de eerste plaats opheffing van het beslag dat Travel Limited (gelet op het oordeel in conventie) ten onrechte op [schip] heeft gelegd.
3.24.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden uitgesproken, als summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht (artikel 705 lid 2 Rv). De enkele omstandigheid dat de vorderingen waarvoor het beslag is gelegd worden afgewezen vormt op zichzelf onvoldoende reden om het beslag op te heffen. Travel Limited kan immers nog hoger beroep instellen. De rechtbank moet de wederzijdse belangen van partijen afwegen.
3.25.
Azza stelt dat zij aanzienlijke investeringen heeft gedaan in [schip] en dat zij na voltooiing van de nog benodigde werkzaamheden het voornemen heeft om [schip] te verkopen. Azza lijdt aanzienlijke (vertragings-)schade als gevolg van het ten onrechte gelegde beslag. Bovendien is er gelet op de internationale verhoudingen tussen partijen een aanzienlijk risico dat er geen verhaal zal zijn voor de geleden schade. Het belang van Azza moet daarom zwaarder wegen.
3.26.
Travel Limited voert aan dat zij er belang bij heeft dat het beslag blijft rusten op [schip] totdat in hoger beroep is beslist of de beroepstermijn ongebruikt is verstreken, omdat zij vreest voor verdwijning van [schip] in verband met het voornemen van Azza om [schip] te verkopen.
3.27.
De rechtbank is van oordeel dat het voortduren van het beslag niet kan worden gerechtvaardigd. Travel Limited heeft niet aangevoerd waarom haar belang bij handhaving zwaarder moet wegen dan het belang van Azza bij opheffing. Het conservatoire beslag rust al vanaf 7 juli 2020 op [schip] . Vooralsnog heeft Travel Limited dit beslag ten onrechte gelegd. De procedure is inmiddels bijna vier jaar aanhangig, onder meer door het weinig voortvarend procederen van Travel Limited. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de belangenafweging moet doorslaan in het voordeel van Azza. De vordering wordt toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding om het beslag op te heffen in plaats van een veroordeling van Travel Limited tot opheffing van het beslag uit te spreken. De formulering van de vordering biedt hiertoe de ruimte.
3.28.
Travel Limited voert nog aan dat de opheffing van het beslag niet uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard. Ook hier moet de rechtbank de belangen van partijen afwegen. Om dezelfde reden als hiervoor is overwogen, moet deze belangenafweging doorslaan in het voordeel van Azza. De rechtbank zal de opheffing van het beslag dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
aansprakelijkheid en schade beslaglegger
3.29.
Azza stelt dat zij aanzienlijke schade heeft geleden als gevolg van het ten onrechte door Travel Limited gelegde beslag. Azza vordert dan ook i) een verklaring voor recht dat Travel Limited aansprakelijk is voor de door Azza geleden schade als gevolg van het beslag en ii) vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat. Daarnaast vordert Azza iii) een voorschot op de schade van € 50.000,00.
3.30.
Travel Limited voert daartegen aan dat zij louter aansprakelijk kan zijn voor de schade als blijkt dat sprake is van misbruik van recht om deze procedure te starten.
3.31.
Op de beslaglegger rust een risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van het door hem gelegde beslag indien de vordering waarvoor beslag is gelegd geheel ongegrond is. Daarvan is in dit geval sprake; de vorderingen in conventie worden immers afgewezen. Het is aannemelijk dat er als gevolg van het ten onrechte gelegde beslag schade is ontstaan. De vorderingen onder i) en ii) zijn dus toewijsbaar. De vordering onder iii) tot betaling van een voorschot op de schade van € 50.000,00 wordt afgewezen, omdat Azza de vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
3.32.
De overige vorderingen die Azza heeft ingesteld zijn voorwaardelijk en kunnen vanwege het oordeel in conventie onbesproken blijven.
de proceskosten
3.33.
Travel Limited is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Azza worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(2,00 punten × factor 0,5 × € 614,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
753,00
3.34.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen van Travel Limited af,
4.2.
veroordeelt Travel Limited in de proceskosten van € 19.401,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
4.3.
heft op het op 7 juli 2020 gelegde conservatoir beslag op [schip] met kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2] , met inbegrip van alle toebehoren, scheepsbeslagen en motoren,
4.4.
verklaart voor recht dat Travel Limited door het leggen van conservatoir beslag tot afgifte van [schip] aansprakelijk is uit onrechtmatige daad voor de door Azza als gevolg daarvan geleden en nog te lijden schade,
4.5.
veroordeelt Travel Limited tot vergoeding van de door Azza geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
4.6.
veroordeelt Travel Limited in de proceskosten van € 753,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
4.8.
veroordeelt Travel Limited tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als Travel Limited niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.9.
veroordeelt Travel Limited tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2., 4.3., 4.5., 4.6., 4.8. en 4.9 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.