ECLI:NL:RBZWB:2024:525

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/02/409652/ HA ZA 23-280 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en uitvoerbaarheid bij voorraad

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024, vordert JILPAQ BV, een groothandel in horecabenodigdheden, betaling van openstaande facturen door de gedaagde partij, een restaurant. JILPAQ heeft in de periode van 19 november 2021 tot en met 29 juli 2022 diverse voedings- en genotsmiddelen geleverd aan de gedaagde, waarvoor facturen zijn verzonden ter hoogte van € 774.034,24. De gedaagde heeft een bedrag van € 631.324,43 voldaan, maar laat 62 facturen ter waarde van € 142.709,81 onbetaald. Na een aanmaning op 16 maart 2023 heeft JILPAQ conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van de gedaagde en op onroerend goed.

De rechtbank oordeelt dat de gedaagde de verschuldigdheid van het bedrag van € 142.709,81 erkent, maar verzet zich tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. De rechtbank weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad toewijsbaar is. JILPAQ vordert ook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, maar de rechtbank wijst een deel van deze vorderingen af, omdat JILPAQ onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft aangetoond voor een veroordeling tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten.

Uiteindelijk wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 144.911,91, vermeerderd met wettelijke handelsrente, beslagkosten van € 1.669,08, en proceskosten van € 7.987,73. De rechtbank verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst de overige vorderingen af.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/409652 / HA ZA 23-280
Vonnis van 31 januari 2024
in de zaak van
JILPAQ BV,
te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Jilpaq,
advocaat: mr. H. Akbaba te Breda,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.S. Yap te Bergen op Zoom.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6;
- de akte zijdens Jilpaq met producties van 14 juni 2023, met producties 6a en 6b;
- de conclusie van antwoord zijdens [gedaagde] ;
- de conclusie van repliek zijdens Jilpaq met producties 7 tot en met 8b;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Jilpaq is een groothandel in horecabenodigdheden en houdt zich bezig met het leveren van voedings- en genotsmiddelen en machines hiervoor.
2.2
[gedaagde] is een restaurant gevestigd te [plaats] .
2.3
Jilpaq heeft in opdracht van en voor rekening van [gedaagde] in de periode van 19 november 2021 tot en met 29 juli 2022 diverse voedings- en genotsmiddelen aan [gedaagde] geleverd. Jilpaq heeft op grond hiervan facturen aan [gedaagde] gestuurd, voor een totaalbedrag van € 774.034,24. In de overeengekomen algemene voorwaarden is bepaald dat facturen binnen 8 dagen na factuurdatum betaald dienen te worden.
2.4
[gedaagde] heeft een bedrag van € 631.324,43 voldaan en 62 facturen van Jilpaq voor een bedrag van € 142.709,81 onbetaald gelaten.
2.5
Op 16 maart 2023 heeft Jilpaq [gedaagde] aangemaand om de openstaande facturen te voldoen.
2.6
Op 4 april 2023 heeft Jilpaq verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir (derden)beslag en op 4 april 2023 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant dit verlof verleend. Op 4 april 2023 is vervolgens beslag gelegd onder de ING Bank NV op de bankrekening van [gedaagde] en op 5 april 2023 onder de [b.v.] . Daarnaast is op 4 april 2023 beslag gelegd op de onroerende zaak gelegen aan het [adres] .

3.Het geschil

3.1
Jilpaq vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
I. € 147.059,91, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten,
II. de werkelijke proceskosten, waaronder de kosten voor het leggen van conservatoir beslag, en
III. de proceskosten en nakosten.
3.2
Jilpaq legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen door de aan haar in rekening gebrachte facturen niet, althans niet tijdig aan haar te voldoen. De buitengerechtelijke incassokosten worden primair gevorderd op grond van de tussen partijen overeengekomen voorwaarden van Jilpaq en subsidiair op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b en c van het Burgerlijk Wetboek. De wettelijke handelsrente wordt gevorderd op grond van artikel 6:119a BW vanaf de dag van de opeisbaarheid van de facturen tot aan de dag van de algemene voldoening.
3.3
[gedaagde] erkent bij conclusie van dupliek dat zij het bedrag van € 142.709,81 verschuldigd is aan Jilpaq. [gedaagde] voert wel verweer tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Executie van een toewijzend vonnis zal tot problemen leiden voor [gedaagde] bij de voortzetting van haar bedrijf.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Nu [gedaagde] de verschuldigdheid van de door Jilpaq gevorderde hoofdsom van
€ 142.709,81niet langer weerspreekt is dit bedrag in zoverre toewijsbaar.
4.2
Jilpaq stelt dat sprake is van een handelsovereenkomst en vordert daarom de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de openstaande facturen. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid hiervan niet betwist waardoor deze toewijsbaar is vanaf de vervaldata van de facturen.
4.3
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten heeft te gelden dat [gedaagde] in verzuim is en dat Jilpaq voldoende gesteld en onderbouwd heeft dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het toe te wijzen bedrag is gelijk aan het gevorderde bedrag van
€ 2.202,10.
4.4
Jilpaq vordert onder I een hoofdsom van € 147.059,91 alsmede buitengerechtelijke kosten en vordert onder II de beslagkosten. De rechtbank overweegt dat in het gevorderde bedrag van € 147.059,91 eveneens een bedrag aan buitengerechtelijke kosten is opgenomen en tevens de kosten die zijn gemaakt voor het leggen van beslag. Aangezien Jilpaq de buitengerechtelijke kosten en beslagkosten aldus twee keer vordert en kosten voor beslag onder een proceskostenveroordeling vallen, wordt de vordering onder I enkel voor een bedrag van
€ 142.709,81, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en
€ 2.202,10toegewezen en voor het overige afgewezen.
Proceskosten
4.5
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, waaronder de kosten voor beslag, veroordeeld. Jilpaq vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de werkelijke proceskosten. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een veroordeling tot betaling van de werkelijk door de wederpartij gemaakt proceskosten uitsluitend kan worden uitgesproken in geval van bijzondere omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht en/of onrechtmatige daad. Jilpaq heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden. De rechtbank wijst die vordering dan ook af en stelt tot aan dit vonnis de proceskosten van deze zaak als volgt vast, waarbij gelet op de geringe omvang de conclusie van repliek wordt gewaardeerd op een half punt:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
5.061,00
- salaris advocaat
2.820,00
(1,5punten × € 1.880,00)
Totaal
7.987,73
Beslagkosten en nakosten
4.6
Jilpaq vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden, gelet op de overgelegde stukken, vastgesteld op € 630,08 (€ 76,59, € 221,57, € 255,33, € 76,59) voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en, zoals gevorderd, € 363,00 voor salaris advocaat (1,0 punt), totaal
€ 1.669,08.
4.7
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.8
[gedaagde] verweert zich tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het vonnis. Executie van een toewijzend vonnis zal leiden tot problemen bij de voortzetting van het bedrijf van [gedaagde] .
4.9
Bij de beoordeling van een uitvoerbaarverklaring bij voorraad moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Uitgangspunt is dat Jilpaq in beginsel belang heeft bij de door haar gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit belang dient slechts te wijken voor het belang van [gedaagde] indien daaraan in het licht van alle omstandigheden van het geval meer gewicht aan toekomt dan aan het belang van Jilpaq. [gedaagde] heeft de door haar geschetste financiële situatie, dat zij haar bedrijf niet kan voortzetten en dus in een situatie zal komen te verkeren waarin zij schuldeisers niet meer kan betalen en failliet zal gaan, niet nader onderbouwd of toegelicht. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de toegewezen vorderingen gelet op de aard daarvan ongedaan kunnen worden gemaakt als dit vonnis in hoger beroep niet in stand zou blijven. Gesteld noch gebleken is dat Jilpaq, in dat geval, niet in staat zou zijn tot terugbetaling. Bij deze stand van zaken leidt afweging van de wederzijdse belangen tot het oordeel dat de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis toewijsbaar is. Derhalve ziet de rechtbank geen grond de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad af te wijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan Jilpaq te betalen een bedrag van € 144.911,91, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag van € 142.709,81, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.669,08,
5.3
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Jilpaq tot dit vonnis vastgesteld op € 7.987,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 178,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door Scheffers en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.