In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024, vordert JILPAQ BV, een groothandel in horecabenodigdheden, betaling van openstaande facturen door de gedaagde partij, een restaurant. JILPAQ heeft in de periode van 19 november 2021 tot en met 29 juli 2022 diverse voedings- en genotsmiddelen geleverd aan de gedaagde, waarvoor facturen zijn verzonden ter hoogte van € 774.034,24. De gedaagde heeft een bedrag van € 631.324,43 voldaan, maar laat 62 facturen ter waarde van € 142.709,81 onbetaald. Na een aanmaning op 16 maart 2023 heeft JILPAQ conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van de gedaagde en op onroerend goed.
De rechtbank oordeelt dat de gedaagde de verschuldigdheid van het bedrag van € 142.709,81 erkent, maar verzet zich tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. De rechtbank weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad toewijsbaar is. JILPAQ vordert ook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, maar de rechtbank wijst een deel van deze vorderingen af, omdat JILPAQ onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft aangetoond voor een veroordeling tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten.
Uiteindelijk wordt de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 144.911,91, vermeerderd met wettelijke handelsrente, beslagkosten van € 1.669,08, en proceskosten van € 7.987,73. De rechtbank verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst de overige vorderingen af.