ECLI:NL:RBZWB:2024:528

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
02/185470-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit en voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA en amfetamine

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van ongeveer 3,9 kilogram MDMA en 2,6 kilogram amfetamine, evenals aan voorbereidingshandelingen voor de productie van deze harddrugs. De verdachte werd op 12 juli 2023 betrapt in een loods in Etten-Leur, waar een aanzienlijke hoeveelheid drugs en chemicaliën werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als huurder van de loods, op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid van deze stoffen, ondanks zijn ontkenning en de ongeloofwaardige verklaring van een werknemer. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het medeplegen, omdat er geen bewijs was dat hij samen met een ander handelde.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de schadelijkheid van harddrugs voor de volksgezondheid en de impact op de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/185470-23
vonnis van de meervoudige kamer van 31 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. D.R. Kops, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: samen met een ander 3,9 kilogram MDMA en 2,6 kilogram amfetamine voorhanden heeft gehad;
feit 2: samen met een ander grondstoffen en hardware, waaronder 62,5 liter amfetamine-olie, zakken soda, een cryptotelefoon en een jammer bestemd voor het bereiden, bewerken en vervaardigen van synthetische drugs, zoals amfetamine en Crystal Meth voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde hoeveelheid MDMA en amfetamine voorhanden heeft gehad en dat hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van synthetische drugs. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II volgt dat op 12 juli 2023 op het [industrieterrein] in Etten-Leur in loods [nummer] een grote hoeveelheid MDMA en amfetamine is aangetroffen, alsmede chemicaliën en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. Verdachte was de huurder van deze loods. Vanuit deze hoedanigheid had hij toegang tot de loods en ter terechtzitting heeft hij ook bevestigd dat hij hier regelmatig kwam. De door de verdediging gegeven verklaring, namelijk dat de werknemer van de verdachte de verdovende middelen en grondstoffen in de loods heeft gezet, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Bovendien kan de betrouwbaarheid van deze verklaring niet worden onderzocht, omdat de verdachte de naam van de werknemer niet wil noemen. Nu een adequate verklaring voor de aanwezigheid van voornoemde goederen in de loods ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat er verdovende middelen en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs in de loods lagen die hij huurde en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden.
De feiten 1 en 2 kunnen dan ook wettig en overtuigend bewezen worden, met uitzondering van de goederen die in de bus zijn aangetroffen. Verdachte was ten tijde van de aanhouding van de medeverdachte niet bij de loods aanwezig en voorts is niet gebleken van enige vorm van samenwerking tussen hen beiden. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze goederen in de buurt van zijn loods, laat staan dat de verdachte over die goederen de beschikking had. De rechtbank zal de verdachte dan ook partieel vrijspreken.
Er is geen bewijs dat de verdachte de drugs samen met een ander voorhanden heeft gehad en de voorbereidingshandelingen samen met een ander heeft gepleegd. De verdachte zal daarom van het medeplegen worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 12 juli 2023 te Etten-Leur opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 3,9 kilogram MDMA en
- ongeveer 2,6 kilogram amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
op 12 juli 2023 te Etten-Leur, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk vervaardigen van amfetamine en MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen
enstoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door toen aldaar chemicaliën en grondstoffen en hardware bestemd voor de productie van synthetische drugs voorhanden te hebben, te weten onder andere 62,5 liter amfetamine-olie en diverse zakken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit, gelet op het verweer, primair geen straf op te leggen. Subsidiair wordt aangevoerd de straf significant te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van ongeveer 3,9 kilogram MDMA en ongeveer 2,6 kilogram amfetamine. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de voorbereidingshandelingen voor de productie van diezelfde harddrugs door in zijn loods chemicaliën, grondstoffen en hardware voorhanden te hebben, waaronder een ketel, 300 kilo caustic soda, 540 liter fosforzuur en 62,5 liter (met)amfetamine houdende vloeistof. Harddrugs zijn schadelijke stoffen voor de volksgezondheid en het drugsafval wordt regelmatig in de natuur gedumpt. Het produceren van synthetische drugs op grote schaal doet af aan de gevoelens van de veiligheid in de samenleving. Bovendien ondermijnt het de samenleving en gaat het niet zelden gepaard met andere criminaliteit.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat de verdachte ter terechtzitting geen openheid van zaken geeft. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van de verdachte. Tevens is rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank ziet aanleiding in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het voorgaande legt de rechtbank aan de verdachte op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. E.B. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk en G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2024.
G.T.A. Schuurmans-Knoop is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.