ECLI:NL:RBZWB:2024:5282

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
C/02/423643 / JE RK 24-1143
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
  • mr. Toekoen
  • mr. Skrotzki
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met onbekende verblijfplaats van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is vertrokken naar Polen en is niet bereikbaar voor de gecertificeerde instelling (GI) die belast is met de zorg voor [minderjarige]. De GI heeft geen contact meer kunnen krijgen met de moeder sinds 1 mei 2024 en de Poolse autoriteiten hebben geen duidelijkheid kunnen geven over haar verblijfplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] zich in een pleeggezin bevindt en zich daar goed ontwikkelt. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er ernstige zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en de ontwikkeling van [minderjarige] in gevaar is. De rechtbank heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 14 juli 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 28 oktober 2024. Tevens is de rechtbank van oordeel dat er een raadsonderzoek moet komen om de situatie van [minderjarige] verder te onderzoeken en om duidelijkheid te krijgen over de rol van de moeder in haar leven. De rechtbank heeft de GI de gelegenheid gegeven om haar visie op de situatie te geven, waarna de Raad, de advocaat van de moeder en de pleegouders ook hun reacties kunnen geven. De rechtbank heeft de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423643 / JE RK 24-1143
Datum uitspraak: 16 juli 2024
Nadere beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
advocaat: mr. V.C. Andeweg te Breda.
[de pleegouders] ,
hierna te noemen de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de tussenbeschikking van de kinderrechter van 2 juli 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 juli 2024. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- de pleegouders;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De moeder is niet in persoon verschenen. De rechtbank stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 6 juli 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 14 juli 2023 tot 14 juli 2024. Tevens is bij die beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 14 juli 2023 tot 14 oktober 2023. Beide maatregelen zijn nadien steeds verlengd, laatstelijk bij beschikking van 2 juli 2024, voor de duur van 14 juli 2024 tot 28 juli 2024. De kinderrechter heeft bij de laatstgenoemde beschikking de zaak ter verdere afdoening verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
2.3.
[minderjarige] verblijft op basis van voormelde machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin.
2.4.
De moeder verblijft sinds augustus 2023 (vermoedelijk) weer in Polen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, ook voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. Binnen de ondertoezichtstelling heeft de GI de taak gekregen om onderzoek te doen naar de opvoedvaardigheden van de moeder en om zicht te krijgen op haar thuissituatie. De moeder woont sinds augustus 2023 (vermoedelijk) weer in Polen. De GI heeft via de Raad en de Nederlandse Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden (hierna CA) contact gelegd met de Poolse instanties. De Raad heeft (blijkens het e-mailbericht van 30 januari 2024) aan de CA de volgende vragen voorgelegd:
- De beschikbaarheid van de moeder, zowel fysiek in de opvoeding en de verzorging, als de
emotionele beschikbaarheid;
- Praktische zaken zoals een geschikte woning en inkomsten;
- Een behulpzaam netwerk, waarbij ook haar huidige vriend meegenomen kan worden;
- In hoeverre van de moeder kan worden verwacht dat zij zelfstandig [minderjarige] kan
opvoeden en verzorgen vanuit het gegeven dat zij Foetaal alcoholsyndroom (FAS) heeft;
- Welke hulp de moeder nodig heeft bij het zelfstandig opvoeden en verzorgen van [minderjarige]
en in hoeverre de moeder hulp wil accepteren in Polen;
- Wat de mogelijkheden zijn voor een uithuisplaatsing van [minderjarige] in Polen, mocht dit
nodig blijken.
De Poolse autoriteiten hebben tot op heden geen duidelijk antwoord kunnen geven op de vragen van de GI. Uit het laatste bericht van de Poolse autoriteiten is gebleken dat de moeder niet (meer) woont op haar laatst bekende adres in Polen. De Poolse autoriteiten weten niet waar de moeder momenteel verblijft. [minderjarige] woont sinds kort na haar geboorte in het pleeggezin. [minderjarige] hecht zich aan de pleegouders en ontwikkelt zich leeftijdsadequaat. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] en omdat de CA tot op heden geen duidelijkheid kan bieden over de opvoedvaardigheden van de moeder in Polen, overweegt de GI om voor [minderjarige] een perspectiefbesluit te nemen. De GI heeft geprobeerd om contact te realiseren tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder heeft steeds niet gereageerd op de georganiseerde videobelmomenten. Sinds 1 mei 2024 is er geen contact meer geweest tussen de GI en de moeder. De GI vindt het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] nog voor een jaar worden verlengd, ter bescherming van [minderjarige] en de GI zo nodig een perspectiefbesluit kan nemen. Zij vermoedt dat de moeder haar heeft geblokkeerd op haar telefoontoestel. De GI heeft veel ingezet om in het contact met de Poolse autoriteiten antwoord te krijgen op de vragen die er over de moeder zijn. Met de Raad is de GI van mening dat een onderzoek door de Raad, vanwege de taak die hij heeft, de enige manier is om antwoorden op de aan de orde zijnde vragen te krijgen.
4.2.
De advocaat van de moeder verklaart dat zij voorafgaand aan de mondelinge behandeling geen contact heeft kunnen krijgen met de moeder. Zij heeft de moeder wel vanaf het begin van de beschermingsmaatregelen bijgestaan. Zij kent daardoor de hele voorgeschiedenis. Zij maakt zich zorgen over de moeder. De moeder heeft voorheen altijd gereageerd op de berichten van de advocaat. Volgens de advocaat creëert de GI ten rechte het beeld dat de moeder niet wil reageren op berichten van de GI. Niet uitgesloten is dat de moeder in een situatie zit waardoor zij niet kan reageren. De moeder is steeds van mening geweest dat zij zelf voor [minderjarige] kan zorgen. Zij vindt ook dat niet de Nederlandse autoriteiten, maar de Poolse autoriteiten de beslissingen over [minderjarige] zouden moeten nemen. De advocaat heeft vanaf het begin gevraagd om druk te zetten op de autoriteiten in Polen, om te voorkomen dat door het tijdsverloop het perspectief van [minderjarige] in Nederland komt te liggen. Het had op de weg van de Raad gelegen om de regie te houden over het contact over [minderjarige] tussen de autoriteiten in Nederland en Polen, omdat de Raad vanuit zijn positie meer gezag dan de GI heeft en daarmee meer invloed kan uitoefenen. Door de bureaucratie tussen beide landen is het onderzoek naar de opvoedkundige vaardigheden van de moeder nog niet opgestart. Er wordt vermoed dat de moeder in Polen verblijft, maar dat is niet zeker. Er moet een onderzoek komen naar de werkelijke verblijfplaats van de moeder. Volgens de advocaat van de moeder lijkt het er op dat de moeder problematiek heeft en waarschijnlijk verstandelijk beperkt is.
4.3.
De pleegouders vinden het jammer voor [minderjarige] dat haar nog geen duidelijkheid over haar toekomstperspectief kan worden gegeven. [minderjarige] en de pleegouders hechten zich inmiddels aan elkaar. De pleegouders zijn bereid om [minderjarige] tot aan haar volwassenheid bij hen te laten opgroeien.
4.4.
De Raad vraagt de rechtbank om een onderzoek door hem te gelasten. [minderjarige] woont sinds haar geboorte in Nederland en wordt opgevoed in een Nederlands pleeggezin. Het is nu het moment om te gaan onderzoeken of er voor haar een perspectiefbesluit moet worden genomen. De Raad heeft de regie over het contact met de autoriteiten in Polen overgedragen aan de GI, omdat de GI belast is met de uitvoering van de beschermingsmaatregelen. Daarbij heeft de Raad de contactgegevens van de contactpersoon van de CA aan de GI verstrekt. Het laatste contact van de Raad met de CA dateert van maart 2024.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
De moeder en [minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit. De moeder is in augustus 2023 (vermoedelijk) teruggekeerd naar Polen, terwijl [minderjarige] in Nederland is blijven wonen in een voorziening voor pleegzorg. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling toekomt, dient te bepaald of de Nederlandse rechter in internationale zin bevoegd is kennis te nemen van het door de GI ingediende verzoekschrift en zo ja, welk rechtsstelsel alsdan op het verzoek van toepassing is.
5.2.
Rechtsmacht kan voortvloeien uit de Verordening Brussel 11-ter, een verdrag of op grond van artikel 5 van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In het kader van die toets is de gewone verblijfplaats van [minderjarige] van belang. De ‘gewone verblijfplaats’ is een feitelijk begrip waaraan inhoud wordt gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval (HvJEU 8juni 2017, OL v. PQ, C-111/47, PPU, ECLI:EU:C:2017:436, punt 42). Het moment van indiening van het verzoek is bepalend voor de vaststelling hiervan. Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen waar [minderjarige] haar gewone verblijfplaats had op dat moment, te weten 19 juni 2024. De rechtbank stelt vast dat het verblijf bij de pleegouders in Nederland als de gewone verblijfplaats van [minderjarige] moet worden beschouwd. Nu haar gewone verblijfplaats in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek van de GI kennis te nemen en daarop een beslissing te nemen. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlandse recht van toepassing.
Verlenging ondertoezichtstelling
5.3.
In artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling, als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
In artikel 1:260, eerste lid, BW is bepaald dat de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar.
5.4.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank het volgende gebleken. [minderjarige] is kort na haar geboorte geplaatst in een Nederlands pleeggezin, omdat er ernstige zorgen waren over de opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod van de GI om samen met [minderjarige] in een ouder-kind verblijf te worden geplaatst. De moeder is in augustus 2023 (vermoedelijk) vertrokken naar Polen. Sinds 1 mei 2024 heeft de GI geen contact meer kunnen krijgen met de moeder. De moeder heeft sinds haar vertrek naar Polen geen contact meer gehad met [minderjarige] (en de pleegouders). De ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] is dan ook nog onverkort aanwezig. Zij heeft geen contact met haar moeder en er is geen zicht op de mogelijkheden van de moeder om zelf voor haar te kunnen zorgen. De ondertoezichtstelling zal dan ook worden verlengd voor de duur van de resterende periode, zijnde 28 juli 2024 tot 14 juli 2025.
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
5.5.
In artikel 1:265b BW is bepaald, dat de kinderrechter de gecertificeerde instelling op haar verzoek kan machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, als het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
In artikel 1:265c, tweede lid, BW is bepaald dat de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige telkens met ten hoogste een jaar kan verlengen.
5.6.
De rechtbank acht zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om op dit deel van het verzoek een eindbeslissing te nemen. Het is niet duidelijk waar de moeder op dit moment verblijft. Zij reageert niet op berichten van de GI of haar advocaat. De autoriteiten in Polen hebben geen duidelijkheid kunnen geven over de verblijfplaats van de moeder. Hierdoor blijven de vragen die de rechtbank, de Raad, de GI en ook de advocaat van de moeder over haar hebben onbeantwoord. Met de Raad, de GI en de pleegouders is de rechtbank van oordeel dat [minderjarige] duidelijkheid moet gaan krijgen over waar zij gaat opgroeien en welke rol haar moeder daarin kan vervullen. De rechtbank zal in gaan op het aanbod van de Raad om te onderzoeken of er voor [minderjarige] een perspectiefbesluit genomen moet gaan worden. De rechtbank zal eerst de GI de gelegenheid geven om haar visie op de thans bestaande situatie te geven, waarbij suggesties tot vragen die aan de Raad voorgelegd worden, kunnen worden gedaan. De rechtbank verwacht deze visie binnen twee weken na verzending van deze beschikking.
5.7.
Na ontvangst van de visie van de GI zullen de Raad, de advocaat van de moeder en de pleegouders eveneens twee weken de gelegenheid krijgen om te reageren op de visie van de GI en om eventueel zelf suggesties te doen over de vragen die zij graag door de Raad beantwoord willen zien. Daarbij wordt van de Raad verwacht dat hij, indien mogelijk, een indicatie geeft van de tijd die zijn onderzoek in beslag zal nemen.
5.8.
De rechtbank zal vervolgens, in beginsel zonder een nadere mondelinge behandeling, in een tussenbeschikking een raadsonderzoek gelasten, een nadere beslissing over de uithuisplaatsing geven en de behandeling van het verzoek van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de eventueel nog resterende periode aanhouden in afwachting van de onderzoeksbevindingen van de Raad. De rechtbank zal in die tussenbeschikking bepalen welke vragen aan de Raad zullen worden voorgelegd.
5.9.
Voor [minderjarige] is het belangrijk en noodzakelijk, omdat zij nu niet bij haar moeder kan wonen, dat haar verblijf in het pleeggezin (voor de duur van het hiervoor beschreven traject) wordt voortgezet. De rechtbank zal de machtiging tot uithuisplaatsing op dit moment verlengen tot 28 oktober 2024. In de tussenbeschikking waarin het raadsonderzoek gelast gaat worden, zal de rechtbank zich uitlaten over het resterende verzoek, zijnde de periode van 28 oktober 2024 tot 14 juli 2025.
5.10.
De rechtbank zal de toewijzende beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat die beslissing per direct moet worden gevolgd en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 28 juli 2024 tot 14 juli 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 28 juli 2024 tot 28 oktober 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg aan in afwachting van de visie van de GI op de bestaande situatie en suggesties voor vragen die aan de Raad voorgelegd kunnen worden (welk bericht binnen twee weken na verzending van deze beschikking wordt verwacht), waarna de Raad, de advocaat van de moeder en de pleegouders twee weken de gelegenheid zullen krijgen om daarop te reageren en eventueel zelf suggesties tot vragen aan de raad kunnen doen;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024 door mr. Van Leuven, voorzitter, mr. Toekoen en mr. Skrotzki, allen kinderrechters, in aanwezigheid van Joosen, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 23 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.