ECLI:NL:RBZWB:2024:5285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
C/02/422880 / JE RK 24-1003
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met aandacht voor contactherstel tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De ouders van de minderjarige, die op grote afstand van elkaar wonen, hebben beiden het ouderlijk gezag. De gecertificeerde instelling (GI), Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door het gebrek aan fysiek contact met de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen fysiek contact is tussen de minderjarige en de vader, en dat de moeder, hoewel zij een positieve ontwikkeling laat zien, nog steeds beschermend is. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de moeder te ondersteunen in haar voornemen om te verhuizen en om te onderzoeken of de vader een financiële tegemoetkoming voor reiskosten kan krijgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige contact heeft met beide ouders om zijn ontwikkeling te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422880 / JE RK 24-1003
Datum uitspraak: 16 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G. Kartal te Breda,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 mei 2024.
1.2.
Door de GI is aangegeven dat de ouders buiten elkaars aanwezigheid gehoord zouden moeten worden. De rechtbank heeft gelet hierop de moeder de mogelijkheid geboden om buiten aanwezigheid van de vader gehoord te worden op 15 juli 2024. De moeder is zelf niet verschenen, maar zij heeft zich op dat moment laten vertegenwoordigen door haar advocaat. De rechtbank heeft het standpunt van de moeder op dat moment gehoord, maar heeft de advocaat van de moeder tevens uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling op 16 juli 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder.
  • de vader, bijgestaan door een tolk;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft bij beschikking van 12 juli 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 21 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Volgens de GI is een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] nog noodzakelijk, omdat hij nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft nog steeds geen structureel en fysiek contact met zijn vader, waardoor hij niet in staat is om zelf een beeld van hem te creëren en zich met hem te identificeren. De moeder is altijd heel beschermend geweest naar [minderjarige] , maar laat hierin een positieve ontwikkeling zien. [minderjarige] gaat naar de basisschool en ontwikkelt zich goed. Hij krijgt logopedie om ondersteund te worden in de Nederlandse taal en om deze taal op het niveau van zijn leeftijd te kunnen begrijpen en spreken. De GI heeft de organisatie [totaalbegeleiding] bereid gevonden om een traject aan te gaan, waarin wordt gewerkt aan het herstel van contact tussen [minderjarige] en zijn vader. Inmiddels zijn de intakegesprekken gevoerd en staat het traject op punt van beginnen. De GI begrijpt dat de afstand tussen de woonplaats van de vader en [plaats 1] (waar [totaalbegeleiding] gevestigd is) problematisch is voor de vader. De GI is bereid om te onderzoeken of er vanuit de gemeente een financiële tegemoetkoming gerealiseerd kan worden voor de reiskosten van de vader.
4.2.
De advocaat van de moeder stemt in met het verzoek van de GI, al heeft zij moeite met de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De moeder gunt [minderjarige] het contact met de vader. Zij heeft er echter weinig vertrouwen in dat de vader – gelet op de reisafstand – het hulpverleningstraject zal nakomen. Er is veel gebeurd tussen de ouders. De moeder heeft hierdoor grote angst gekregen voor de vader. Het is voor haar lastig om met de vader te communiceren. Zij staat het contact tussen [minderjarige] en de vader echter niet in de weg. De moeder heeft het voornemen om naar [plaats 2] te verhuizen, maar heeft nog geen concreet zicht op een woning daar.
4.3.
De vader stemt in met het verzoek van de GI, al heeft hij er weinig vertrouwen in dat het voorgestelde hulpverleningstraject ook gerealiseerd zal worden. Al eerder heeft de moeder aangegeven dat zij naar [plaats 2] wil verhuizen, maar dat heeft zij tot op heden niet gedaan. Ook zou de vader wekelijks een uur mogen beeldbellen met [minderjarige] , maar in de praktijk is dit steeds maar vijf minuten. De man is aanwezig geweest toen [minderjarige] afgelopen weekend werd besneden. [minderjarige] was enthousiast om de vader te zien en liet zien dat hij hem had gemist. De vader voorziet problemen in de uitvoering van het traject bij [totaalbegeleiding], gelet op de afstand en zijn beperkte financiële middelen. De vader heeft een uitkering en zorgt voor de twee oudere broers van [minderjarige] . De vader hoopt dat het traject zal slagen en dat hij weer contact kan hebben met [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
In artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een GI, als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
In artikel 1:260, eerste lid, BW is bepaald dat de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Uit de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat zijn ouders niet in staat zijn om deze bedreiging in een vrijwillig kader weg te nemen. Om [minderjarige] zich zo goed mogelijk te laten ontwikkelen, is het belangrijk dat hij contact heeft met zijn beide ouders. [minderjarige] heeft al langdurig geen fysiek contact met zijn vader. Er zijn wekelijks videobelmomenten, maar het is voor [minderjarige] lastig om hier de concentratie voor op te brengen. Beide ouders hebben hun zorgen over de ondersteuning vanuit de GI, maar zien zelf ook dat deze nog noodzakelijk is, om [minderjarige] de kans te geven om contact met de vader te hebben. De GI heeft in de organisatie [totaalbegeleiding] een hulpverlener gevonden, die bereid is om een traject aan te gaan waarin het fysieke contact tussen [minderjarige] en de vader kan worden hersteld en verder vorm kan worden gegeven. De afstand tussen de woonplaats van de vader en de woonplaats van de moeder is zeer groot en zorgt – mede om redenen van financiële aard – voor problemen in de uitvoering van het hulpverleningstraject. De rechtbank verwacht van de GI, dat zij de moeder in haar voornemen om naar [plaats 2] te verhuizen, zal ondersteunen. Het is aan de organisatie [totaalbegeleiding] om tot en na dat moment te zorgen voor een goed contact tussen [minderjarige] en de vader, hetzij fysiek of via beeldbellen en later ook bij de vader thuis. De regie over de uitvoering van het contactherstel ligt bij de GI. De ouders zijn zelf niet in staat om het hulpverleningstraject in een vrijwillig kader te volgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden.
5.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing per direct moet worden gevolgd en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.
5.4.
De kinderrechter merkt nog op dat het voor een gunstig verloop van het beoogde hulpverleningstraject zeer ondersteunend zou zijn, als er vanuit de gemeente een financiële tegemoetkoming in de reiskosten aan de vader wordt gegund.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 21 juli 2024 tot 21 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Leuven, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024, in aanwezigheid van Joosen als griffier. De schriftelijke vastlegging heeft plaats gevonden op 22 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.