Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir in de Nieuwlandstraat te Tilburg op 7 maart 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. Lagas. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn.
De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van een onduidelijke verkeerssituatie en dat de bebording ter plaatse in strijd was met het Beleidskader. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie ter plaatse inderdaad onduidelijk was en dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, waarbij de boete werd vastgesteld op € 112,50, plus administratiekosten. Tevens werd de proceskostenvergoeding toegewezen aan betrokkene.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen de verkeerssituatie in de Nieuwlandstraat en de relevante voorwaarden uit het Beleidskader besproken. De kantonrechter concludeerde dat de boetes die in bepaalde periodes waren opgelegd, niet terecht waren en dat de verkeerssituatie voor veel bestuurders onduidelijk was. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete gematigd, terwijl ook de proceskostenvergoeding werd vastgesteld.