ECLI:NL:RBZWB:2024:532

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/02/417725 / FA RK 24/51
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/417725 / FA RK 24/51
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 19 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G. Veen in 's-Heer Arendskerke.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 4 januari 2024, ingekomen bij de griffie op 4 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 2 januari 2024;
- een zorgplan van 2 januari 2024;
- een (oningevulde) zorgkaart van 2 januari 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 3 januari 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie en/of de politiemutaties.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit het volgende document:
- de e-mail met bijlage (e-mail van dr. [naam 1] ) van het Openbaar Ministerie van 10 januari 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 januari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- dhr. [naam 2] , de sociaal psychiatrisch verpleegkundige (hierna te noemen: SPV).
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.
1.5
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Betrokkene is op een correcte manier en op het goede adres opgeroepen, maar zij is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. Namens betrokkene heeft mr. Veen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven dat betrokkene hem gisteren heeft gebeld en duidelijk heeft aangegeven dat zij niet tijdens de mondelinge behandeling zal verschijnen, omdat zij het niet eens is met het verzoek en van mening is dat de zorgaanbieder haar van het leven wil beroven. Ook heeft mr. Veen desgevraagd aangegeven dat betrokkene hem niet heeft gemachtigd nu hij het daar niet met haar concreet over heeft kunnen hebben, maar betrokkene weet in ieder geval wel dat de advocaat hier aanwezig is. Betrokkene heeft niet gezegd dat de advocaat niet ter gelegenheid van de mondelinge behandeling mag verschijnen. Voorts heeft mr. Veen aangegeven dat het voor betrokkene een kwelling zou zijn als zij toch over het verzoek gehoord moet worden. Hiernaast heeft de SPV het verhaal van de mr. Veen onderschreven en aangegeven dat betrokkene weet dat zij vandaag eigenlijk naar de rechtbank moest komen om over het verzoek te praten. Gelet hierop heeft de rechtbank bepaald dat de betrokkene kennelijk niet gehoord wil worden over het verzoek en dat het onderhavige verzoek zonder haar aanwezigheid behandeld zal worden.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

Standpunt van de advocaat
3.1
Namens betrokkene is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, gesteld dat wat in de overgelegde stukken staat en wat de SPV heeft toegelicht in lijn is met wat de afgelopen jaren over betrokkene is aangegeven. Daarom is op basis daarvan in ieder geval voldaan aan het criterium dat sprake is van een psychische stoornis. De noodzaak om vormen van verplichte zorg toe te passen, daar is zowel nu als in de afgelopen jaren ook voldoende over aangegeven. Hierbij merkt de advocaat wel op dat aan de vorm van verplichte zorg te weten opnemen in een accommodatie, een maximering verbonden moet worden zoals dat ook in de beschikking van 2 augustus 2023 is gedaan en alleen in de situatie dat de behandeling van betrokkene in het ambulante kader niet toereikbaar is, de veiligheid van betrokkene of anderen in het geding komt of de depotmedicatie door betrokkene wordt geweigerd. Gezien het ziektebeeld van betrokkene en het gedrag dat zij als gevolg daarvan kan laten zien, kan worden gesteld dat zij op dit moment niet wilsbekwaam moet worden geacht. Een paar jaar geleden is betrokkene in een situatie beland dat zij met een crisismaatregel in [plaats] is opgenomen, omdat zij bij het station geweld heeft gebruikt. De situatie kan dus ontstaan dat zij opgenomen moet worden. Betrokkene wil geen zorgmachtiging, wat maakt dat de advocaat zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de SPV
3.2
Door de SPV is tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat betrokkene bekend is met een psychotische stoornis. Als betrokkene opgenomen wordt, dan kan dat door die stoornis als een traumatische ervaring worden ervaren. Betrokkene wenst geen bemoeienis. De SPV geeft betrokkene depotmedicatie, maar ziet haar ook voor andere (maatschappelijke) doeleinden. Betrokkene is op de hoogte van het feit dat op dit moment het onderhavige verzoek wordt behandeld. De SPV heeft betrokkene vorige week woensdag nog gezien om haar van depotmedicatie te voorzien. Nu is betrokkene niet thuis, doet zij de deur niet open of komt zij niet op afspraak langs. Betrokkene probeert de zorg te vermijden. Met veel moeite kan de depotmedicatie toegediend worden, wat mogelijk één, twee of drie dagen vertraagd kan zijn. Hiernaast heeft de SPV aangegeven dat hij de afgelopen periode geen meldingen vanuit de buurt heeft gekregen en dat betrokkene niet is opgenomen in een accommodatie. Betrokkene is, los van haar uitingen die chronisch zijn, rustiger geworden. Volgens betrokkene ervaart zij direct na het toedienen van de depotmedicatie concentratiestoornissen en zou zij dan meteen geen boodschappen meer kunnen doen. Voorts heeft de SPV toegelicht dat bezien wordt om betrokkene mogelijk één keer per drie maanden van depotmedicatie te voorzien, in plaats van één keer per maand. Hierdoor wordt wellicht misschien de druk van de ketel gehaald. Het verzoek moet toegewezen worden, zodat de depotmedicatie voortgezet kan worden, een opname in een accommodatie zoveel als mogelijk kan worden voorkomen en de problemen in de buurt wellicht uitblijven. Doordat betrokkene nu rustiger voorkomt, kunnen wellicht stappen gemaakt worden. Er is geprobeerd om de situatie van betrokkene af te schalen naar het vrijwillig kader en de huisarts. Uiteindelijk is dit niet goed gegaan en komen er geleidelijk meer meldingen, waarna er crisiscontact komt en dan is betrokkene weer terug bij het Fact-team. Ten slotte heeft de SPV aangegeven dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn, met uitzondering van ‘insluiten’ nu niet voorzienbaar is dat die zorgmodaliteit aangewend moet worden.

4.Beoordeling

4.1
De rechtbank stelt vast dat de ter zake kundige arts een medische verklaring heeft opgesteld op basis van het dossier en de contacten met dr. [naam 1] , zorgverantwoordelijke, en de SPV. Op basis van de jurisprudentie van de Hoge Raad, die berust op het EVRM, dient een psychiater het voorgeschreven medisch onderzoek in beginsel op een manier te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een weigering van betrokkene om aan een onderzoek mee te werken, maar ook andere omstandigheden kunnen meebrengen dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene niet of slechts beperkt mogelijk is. In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel. Zoals uit het verzoek en de medische verklaring van 2 januari 2024 blijkt, heeft de ter zake kundige arts op meerdere momenten, aangekondigd en onaangekondigd, en op verschillende manieren geprobeerd om in contact te komen met betrokkene. Betrokkene is niet op de geplande afspraak op 12 december 2023 verschenen. De ter zake kundige arts heeft vervolgens op 18 december 2023 en op 21 december 2023 betrokkene bezocht, maar geen contact met haar kunnen krijgen. Hierna heeft de ter zake kundige arts meerdere pogingen gedaan om telefonisch contact met betrokkene te krijgen, maar dit heeft ook niet tot het gewenste contact geleid. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ter zake kundige arts voldoende heeft verantwoord waarom onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk is geweest. De ter zake kundige arts is vervolgens op basis van het al bekende dossier van betrokkene en naar aanleiding van het contact met de zorgverantwoordelijke, dr. [naam 1] , en de SVP tot de slotsom gekomen dat aan de vereisten voor verlening van verplichte zorg is voldaan. Nu de advocaat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat de inhoud van de overgelegde stukken en de genoemde medische verklaring overeenkomt met de situatie van betrokkene die al jaren bekend is en de door de ter zake kundige arts benaderde SPV tijdens de mondelinge behandeling het beeld van betrokkene onderschrijft en haar recent in het kader van het toedienen van depotmedicatie heeft gezien, is de rechtbank van oordeel dat het voor de ter zake kundige arts redelijkerwijs niet mogelijk is geweest om betrokkene in fysieke aanwezigheid te spreken en te observeren, maar dat er desondanks sprake is van een voldoende actuele medische onderbouwing.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit de medische verklaring van 2 januari 2024 blijkt dat betrokkene al lang bekend is met een recidiverende psychotische stoornis, waarbij ofwel sprake is van schizofrenie ofwel van een schizoaffectieve stoornis, bipolaire type. Hier komt bij dat de rechtbank bij beschikking van 2 augustus 2023 reeds heeft vastgesteld dat sprake is van een psychische stoornis. Namens betrokkene is de psychische stoornis niet betwist.
4.3
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. De rechtbank overweegt hierbij dat de kans dat betrokkene zonder behandeling met een (langdurend werkzaam) antipsychoticum wederom psychotisch ontregeld raakt, groot is. Betrokkene kan dan achterdochtig worden, boosheid, ontremming en agitatie laten zien, claimend gedrag laten zien en overlast veroorzaken voor haar omgeving. Namens betrokkene is het ernstig nadeel niet betwist.
4.4
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.5
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de SPV gemotiveerd aangegeven dat in een eerder stadium is geprobeerd om betrokkene vrijwillig de behandeling te laten ondergaan, maar dat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid nu geleidelijk de meldingen zijn teruggekomen en er een crisismaatregelwaardige situatie is ontstaan. Hier komt bij dat betrokkene zorgmijdend gedrag kan vertonen, waardoor het antipsychoticum enigszins vertraagt toegediend kan worden en een psychotische decompensatie op de loer ligt. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.6
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening –
waaronder het ondergaan van behandelgesprekken;
- beperken van de bewegingsvrijheid –
alleen in geval van een opname;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene –
alleen in geval van een opname;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie –
maximaal één maand gedurende de looptijd van deze zorgmachtiging
De rechtbank is van oordeel dat de vorm van verplichte zorg te weten ‘opnemen in een accommodatie’ gedurende de looptijd van deze zorgmachtiging voor maximaal één maand mag worden aangewend. Wanneer na afloop van deze maand de noodzaak voor deze vorm van verplichte zorg zich wederom of nog aandient, kan om een wijziging van de zorgmachtiging worden verzocht.
In het kader van deze vorm van verplichte zorg overweegt de rechtbank verder dat betrokkene alleen kan worden opgenomen in een accommodatie als de behandeling in het ambulante kader niet langer toereikend is, de veiligheid van betrokkene of haar omgeving in het geding komt of dat betrokkene het toedienen van medicatie weigert.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de vormen van verplichte zorg te weten ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘uitoefenen van toezicht’ alleen kunnen worden aangewend indien betrokkene vanwege de hierboven aangegeven redenen dient te worden opgenomen in een accommodatie.
De rechtbank is ook van oordeel dat de vorm van verplichte zorg te weten ‘andere medische handelingen en therapeutische maatregelen’ in beginsel alleen voor behandelgesprekken kan worden aangewend.
Bij de vorm van verplichte zorg te weten ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten (…)’ geldt dat die zorgmodaliteit bedoeld is om betrokkene het Fact-team in haar woning toe te laten, dat zij afspraken met het Fact-team nakomt en op de met het Fact-team gemaakte behandelafspraken verschijnt.
De overige door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de SPV tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
4.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.9
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.
4.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats] ;
5.2
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd en overwogen in rechtsoverweging 4.6 kunnen worden getroffen indien de situatie dat vergt;
5.3
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 19 januari 2025;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Eck, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier, en op 2 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.