ECLI:NL:RBZWB:2024:534

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/02/418051 / FA RK 24/202
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met niet-aangeboren hersenletsel

Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met niet-aangeboren hersenletsel. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, geboren in 1963, verblijft momenteel in een zorgaccommodatie en heeft te maken met ernstige psychische en lichamelijke problemen als gevolg van een hartstilstand en de daaropvolgende reanimatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, zijn advocaat en zorgverleners. De cliënt gaf aan geen problemen te zien in zijn verblijf, maar zijn advocaat betoogde dat de inbewaringstelling niet noodzakelijk was. De verpleegkundig specialist benadrukte echter de noodzaak van voortzetting van de inbewaringstelling vanwege de onvoorspelbaarheid van het gedrag van de cliënt en de risico's voor zijn veiligheid en die van anderen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om de veiligheid te waarborgen. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 1 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418051 / FA RK 24/202
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 19 januari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. P.M.J.T. Schumans in Middelburg.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 15 januari 2024, ingekomen ter
griffie op 15 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een machtiging van 1 december 2023 waaruit blijkt dat mevrouw [naam 1] is gemachtigd tot het indienen van verzoekschriften en overige stukken in het kader van een procedure ten behoeve van de voortzetting van de inbewaringstelling;
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Veere van 14 januari 2024;
- de medische verklaring van 14 januari 2024;
- het episodejournaal uit Khonraad.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 januari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door mr. Schumans;
- mevr. [naam 2] , verpleegkundig specialist.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, deze zijn echter niet gehoord:
-mevr. [naam 3] , maatschappelijk werkster;
-dhr. [naam 4] , een goede vriend van cliënt;
- een verzorgende.
2. Het verzoek
2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van cliënt te verlenen.

3.Standpunten

Standpunt van cliënt
3.1
Door cliënt is tijdens de mondelinge behandeling, voor zover van belang, verklaard dat hij geen problemen ziet om het verblijf bij de accommodatie voort te zetten. Cliënt gaat akkoord met het verzoek van het CIZ. Het is voor cliënt niet duidelijk dat hij gereanimeerd is geweest. Cliënt loopt wel tegen de communicatie met de zorgverleners aan, omdat er volgens hem meer op één lijn gecommuniceerd zou moeten worden. Ten slotte heeft cliënt aangegeven dat hij naar huis moet gaan en wel ziet wat hij daar aantreft, maar daarvoor moet hij eerst nog afgemeld worden in het ziekenhuis.
Standpunt van de advocaat van cliënt
3.2
Namens cliënt is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat hij het verzoek niet met zijn cliënt heeft kunnen bespreken. De inbewaringstelling hoeft eigenlijk niet voortgezet te worden, omdat cliënt zich niet lijkt te verzetten tegen het verblijf alhier. Gezien de verpleegkundig specialist naar voren heeft gebracht, refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verpleegkundig specialist
3.3
Door de verpleegkundig specialist is tijdens de mondeling behandeling, voor zover van belang, verklaard dat het verzoek moet worden toegewezen. Cliënt heeft als gevolg van zijn problematiek symptomen overgehouden die mogelijk blijvend van aard zullen zijn. Cliënt toont veel verzet. Hij toont dat zowel fysiek als door aan te geven hier niet te willen verblijven. Cliënt heeft geen ziekte-inzicht. In het weekend is cliënt onrustig geweest en heeft hij veel verzet vertoond, maar nu is hij rustiger en in betere doen. De verwachting is dat het verzet van cliënt zal toenemen. Er zijn veel zorgen en impulsdoorbraken, waardoor het in zijn thuissituatie niet goed is gegaan. Op dit moment wordt bekeken of cliënt naar een andere verblijfplek kan gaan voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel. De verwachting is dat cliënt geen grote stappen vooruit zal gaan maken. Ten slotte heeft de verpleegkundig specialist aangegeven dat cliënt ook moeite heeft met zijn organisatie van tijd en plaats, omdat hij vanochtend heeft gezegd nog bij [revalidatiecentrum] te verblijven.

4.Beoordeling

4.1
Op 14 januari 2024 heeft de burgemeester van de gemeente Veere ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
4.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van een psychogeriatrische aandoening, te weten ongespecificeerde neurocognitieve stoornissen, ernstig nadeel veroorzaakt. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de medische verklaring van 14 januari 2024 blijkt dat cliënt op 23 september 2023 een hartstilstand heeft gekregen, waarna hij veertig minuten is gereanimeerd en vier weken in coma heeft gelegen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de verpleegkundig specialist aangegeven dat cliënt, als gevolg van de hiervoor genoemde problematiek, te kampen heeft gekregen met niet-aangeboren hersenletsel. Hierbij is de verwachting dat de problematiek van cliënt blijvend van aard zal zijn en die niet of weinig zal verbeteren. Door of namens cliënt is het vermoeden van een psychogeriatrische aandoening niet betwist.
4.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat cliënt vanwege zijn problematiek last heeft van trillen en spasmes. Cliënt kan de gehele dag, ook ’s nachts, onrustig zijn. Hij slaapt dan nauwelijks, heeft last van paniekgevoelens, kan een loopdrang hebben en kan niet in bed liggen. De gemoedstoestand van cliënt wisselt en hij heeft met momenten meer helderheid. Cliënt herkent zijn naasten niet altijd en denkt dan dat het andere mensen zijn. Hiernaast blijkt uit de genoemde medische verklaring dat cliënt kan lijden aan desoriëntatie in tijd en plaats. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de verpleegkundig specialist aangegeven dat cliënt vanochtend heeft gezegd dat hij op dit moment nog bij [revalidatiecentrum] verblijft en dat zijn problematiek naar verwachting niet of nauwelijks zal verbeteren en dus mogelijk blijvend van aard zal zijn. Zoals blijkt uit het verzoek van het CIZ, heeft de familie van cliënt geprobeerd om hem thuis te verzorgen. Doordat cliënt verwarder en onrustiger is geworden, is dat niet houdbaar gebleken. Het steunsysteem van cliënt is uitgeput en overbelast, wat een vorm van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor anderen veroorzaakt.
4.4
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk, omdat de rechtbank ziet dat er op dit moment geen andere mogelijkheid is om de veiligheid van cliënt en dat van zijn omgeving te kunnen waarborgen. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden, omdat bij de zorgaanbieder professionele hulpverlening geboden kan worden en dit in de thuissituatie op dit moment niet mogelijk is gebleken. Ook ziet de rechtbank dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben, omdat het steunsysteem van cliënt overbelast en uitgeput is geraakt.
4.5
De cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Ondanks dat cliënt tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij zich niet verzet tegen de voortzetting van zijn verblijf bij de zorgaanbieder, ziet de rechtbank, mede gelet op hetgeen door de verpleegkundig specialist naar voren is gebracht, reden om aan te nemen dat cliënt zich tegen het verblijf verzet. Afgelopen weekend heeft cliënt zich nog fysiek verzet tegen het verblijf en de verwachting is dat dat zal toenemen.
4.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken.
4.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1963 in [geboorteplaats] ;
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 maart 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van Eck, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier, en op 2 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.