Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door mr. Schumans;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 19 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met niet-aangeboren hersenletsel. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, geboren in 1963, verblijft momenteel in een zorgaccommodatie en heeft te maken met ernstige psychische en lichamelijke problemen als gevolg van een hartstilstand en de daaropvolgende reanimatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt zelf, zijn advocaat en zorgverleners. De cliënt gaf aan geen problemen te zien in zijn verblijf, maar zijn advocaat betoogde dat de inbewaringstelling niet noodzakelijk was. De verpleegkundig specialist benadrukte echter de noodzaak van voortzetting van de inbewaringstelling vanwege de onvoorspelbaarheid van het gedrag van de cliënt en de risico's voor zijn veiligheid en die van anderen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om de veiligheid te waarborgen. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 1 maart 2024.