ECLI:NL:RBZWB:2024:5341

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
10704718 \ MB VERZ 23-463
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, heeft beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie die hem was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Moerlaken te Breda op 4 augustus 2022. De officier van justitie had het beroep eerder ongegrond verklaard, waarna de betrokkene het beroep bij de kantonrechter aanhangig maakte.

Tijdens de zitting op 7 juni 2024 is de zaak behandeld, waarbij de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, heeft het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren. De betrokkene betwistte de gedraging en stelde dat hij niet op de pleeglocatie was en dat zijn identiteit niet op de juiste wijze was vastgesteld. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging en dat er geen reden is om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd en dat er geen aanleiding is om de boete te matigen. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10704718 \ MB VERZ 23-463
CJIB-nummer : 3062 5422 5143 0098
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Moerlaken te Breda op 4 augustus 2022 om 19:17 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene de gedraging betwist. Betrokkene is niet staande gehouden en stelt niet op de pleeglocatie te zijn geweest, maar heeft het vermoeden dat iemand zijn persoonsgegevens heeft gegeven aan de verbalisant. Gemachtigde stelt dat de identiteit niet is vastgesteld door een geldig identiteitsbewijs, maar door controlevragen. Welke controlevragen dit zijn geweest en of deze voldoende specifiek waren dat alleen betrokkene deze kon beantwoorden, blijkt niet uit het dossier. Gemachtigde heeft deze gronden ook bij de officier van justitie aangevoerd en voert aan dat de officier van justitie navraag had moeten doen bij de betreffende verbalisant. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene stelt niet op de pleeglocatie staande te zijn gehouden, omdat hij daar niet aanwezig was. Betrokkene heeft het vermoeden dat zijn identiteit niet is vastgesteld door middel van een identiteitsbewijs, maar door controlevragen. De enkele ontkenning dat betrokkene de gedraging heeft verricht is onvoldoende. Betrokkene onderbouwt zijn ontkenning niet met relevante bewijsstukken en hij schetst geen alternatieve situatie. Een verbalisant is opgeleid dat hij alleen maar atypische controlevragen mag stellen tijdens het vaststellen van een identiteit. De verbalisant dient hiervan op de hoogte te zijn, waardoor er geen reden is om te twijfelen aan de mogelijkheid of het op deze manier is verlopen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Uit het zaakoverzicht blijkt dat betrokkene is staande gehouden en de verbalisant controlevragen heeft gesteld om de identiteit van betrokkene vast te stellen. Het is aannemelijk dat de verbalisant de identiteit op de juiste wijze heeft vastgesteld. Er is geen reden om aan het zaakoverzicht te twijfelen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: