ECLI:NL:RBZWB:2024:5345

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
10970272 \ MB VERZ 24-249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard, gedraging staat vast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda op 22 juni 2022. De gemachtigde stelde dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden, en voerde aan dat er werkzaamheden waren en dat de bebording niet goed zichtbaar was. De officier van justitie had het beroep eerder ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde het beroep bij de kantonrechter had ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 juni 2024 is de zaak behandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat uit de stukken, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Ook was er geen reden om de boete te matigen, aangezien er te weinig aanknopingspunten waren om de feiten in twijfel te trekken. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10970272 \ MB VERZ 24-249
CJIB-nummer : 6062 5422 5063 3508
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze. Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen bord C12 op de Houtmarkt (richting Karnemelkstraat) te Breda op 22 juni 2022 om 18:04 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat er op de pleegdatum sprake was van werkzaamheden. Op één van die borden stond vermeld dat vanaf een paar dagen later gemachtigde de straat niet meer in mocht. Gemachtigde was onderweg naar parkeergarage de Barones. Gemachtigde stelt dat de officier van justitie dient te handelen overeenkomstig de beleidsregels, maar vraagt zich af of dat in onderhavig geval sprake van is. In het proces-verbaal is een foto opgenomen waarop niet zowel het bord als het voertuig staan. Volgens het beleidskader moet er dan een maandelijkse schouw worden uitgevoerd. De verbalisant moet bewijzen dat er bebording ter plaatse goed zichtbaar was en dat betrokkene niet in een fuik terecht is gekomen. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gemachtigde heeft geen onderbouwing gegeven voor het standpunt dat er een onduidelijke situatie was, waardoor betrokkene verplicht door de geslotenverklaring heen mocht rijden.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. De kantonrechter is van oordeel dat er te weinig aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan het opgenomen feit in het zaakoverzicht.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is er geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: