ECLI:NL:RBZWB:2024:5347

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
10691412 \ MB VERZ 23-458
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard, gedraging staat vast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. De gedraging vond plaats op 17 november 2022 om 13:46 uur. De gemachtigde van de betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde het beroep bij de kantonrechter ingediend.

Tijdens de zitting op 7 juni 2024 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De gemachtigde heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat er volgens het Beleidskader eerst een waarschuwingsperiode had moeten zijn, waarin de gemeente waarschuwingsbrieven naar kentekenhouders had moeten sturen. De gemachtigde stelde dat de gemeente deze procedure niet had gevolgd, waardoor de sanctie vernietigd diende te worden. Daarnaast werd er verzocht om een proceskostenvergoeding.

De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat uit het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende blijkt dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en heeft de boete terecht opgelegd geacht. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10691412 \ MB VERZ 23-458
CJIB-nummer : 0062 5422 5404 6389
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze. Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting Oude Vest) te Breda op 17 november 2022 om 13:46 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Gemachtigde stelt dat op grond van het Beleidskader er eerst een waarschuwingsperiode dient te volgen. Als in die periode een overtreding wordt begaan, dient er een waarschuwingsbrief naar de kentekenhouder te worden verzonden. De beginperiode dient in een algemeen proces-verbaal, voordat de digitale handhaving wordt gestart, te worden vastgesteld door de gemeente. Uit het dossier blijkt dat de gemeente nooit in de eerste periode is overgegaan tot het opsturen van waarschuwingsbrieven naar kentekenhouders. Hierdoor is er in strijd gehandeld met de beleidsregel in de zin van artikel 3 lid 3 Wahv, waardoor de sanctie vernietigt dient te worden. Gemachtigde voert aan dat de officier van justitie een bewijslast heeft om aan te tonen dat de gedraging is verricht. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te wijzen op rekening van gemachtigde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake meer was van een waarschuwingsperiode op het moment dat de gedraging is begaan.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter;
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: