In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. De gedraging vond plaats op 25 februari 2023. De gemachtigde van de betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna is het beroep door de gemachtigde voorgelegd aan de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 7 juni 2024 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De gemachtigde heeft aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. De betrokkene was voor de eerste keer in Breda en had zijn auto geparkeerd achter de Houtmarkt. Bij het verlaten van de parkeerplaats volgde hij de route via Google Maps. De gemachtigde stelde dat er eerst een waarschuwingsperiode had moeten zijn, zoals vastgelegd in het Beleidskader, en dat de gemeente geen waarschuwingsbrieven had verzonden naar kentekenhouders.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat uit het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende blijkt dat de gedraging is verricht. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en heeft de boete terecht opgelegd geacht. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.