In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 3 april 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 60,05, is opgelegd omdat op 13 februari 2023 om 19:13 uur geconstateerd werd dat er geen parkeerbelasting was voldaan voor de auto van belanghebbende, die geparkeerd stond aan het Chasséveld te Breda. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting hebben aangevraagd en het onderzoek bij brief van 24 juli 2023 heeft gesloten. In de beoordeling van de rechtbank werd gekeken naar de argumenten van belanghebbende, die aanvoerde dat hij de parkeerbelasting wel had betaald, onderbouwd met een bankafschrift. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat het bankafschrift niet afkomstig kon zijn van een parkeerautomaat in Breda.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de parkeerbelasting is betaald. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra op 2 augustus 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.