ECLI:NL:RBZWB:2024:538
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Duinhof
- Rechtspraak.nl
Vervallenverklaring en bekrachtiging van schriftelijke aanwijzingen in jeugdzorgzaken
Op 17 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot schriftelijke aanwijzingen van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De zaak betreft drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], die onder toezicht zijn gesteld. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.V. de Nooijer, hebben verzocht om de schriftelijke aanwijzingen van de GI te vervallen te verklaren. De GI heeft op haar beurt verzocht om bekrachtiging van deze aanwijzingen en om een dwangsom op te leggen bij niet-naleving.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat de minderjarigen bij hen wonen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzingen afgewezen, omdat deze niet voldeden aan de wettelijke vereisten. De GI had geen schriftelijke vooraankondiging gedaan en de aanwijzingen waren onvoldoende gemotiveerd. De kinderrechter heeft het verzoek van de ouders tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzingen toegewezen, omdat de GI niet had aangetoond dat de aanwijzingen noodzakelijk waren voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ouders niet hoeven te wachten op de afloop van eventuele beroepsprocedures. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI bij toekomstige aanwijzingen zorgvuldiger moet handelen en de ouders beter moet informeren over hun rechten en plichten.