ECLI:NL:RBZWB:2024:538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416147 / JE RK 23-2049, C/02/417571 / JE RK 23-2299, C/02/417527 / JE RK 23-2295
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring en bekrachtiging van schriftelijke aanwijzingen in jeugdzorgzaken

Op 17 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot schriftelijke aanwijzingen van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De zaak betreft drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], die onder toezicht zijn gesteld. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.V. de Nooijer, hebben verzocht om de schriftelijke aanwijzingen van de GI te vervallen te verklaren. De GI heeft op haar beurt verzocht om bekrachtiging van deze aanwijzingen en om een dwangsom op te leggen bij niet-naleving.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat de minderjarigen bij hen wonen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzingen afgewezen, omdat deze niet voldeden aan de wettelijke vereisten. De GI had geen schriftelijke vooraankondiging gedaan en de aanwijzingen waren onvoldoende gemotiveerd. De kinderrechter heeft het verzoek van de ouders tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzingen toegewezen, omdat de GI niet had aangetoond dat de aanwijzingen noodzakelijk waren voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

De beslissing van de kinderrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ouders niet hoeven te wachten op de afloop van eventuele beroepsprocedures. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI bij toekomstige aanwijzingen zorgvuldiger moet handelen en de ouders beter moet informeren over hun rechten en plichten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers:
C/02/416147 / JE RK 23-2049 (vervallenverklaring schriftelijke aanwijzingen)
C/02/417571 / JE RK 23-2299 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
C/02/417527 / JE RK 23-2295 (bekrachtiging schriftelijke aanwijzing)
Datum uitspraak: 17 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over schriftelijke aanwijzingen
Verzoekende partij in de zaak met kenmerk JE RK 23-2049:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg,
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.
Verzoekende partij in de zaken met kenmerken JE RK 23-2299 en 23-2295:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2023 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt in de zaak met kenmerk JE RK 23-2049 als belanghebbende aan:
de GI voornoemd.
De kinderrechter merkt in de zaken met kenmerken JE RK 23-2299 en 23-2295 als belanghebbenden aan:
de vader en moeder voornoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken (vanwege de samenhang van de zaken in één overzicht genoemd):
- het verzoekschrift met bijlagen van de ouders van 16 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 17 november 2023;
- de brief van de ouders van 13 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 15 december 2023;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 27 december 2023;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 27 december 2023.
1.2.
Op 17 januari 2024 heeft de kinderrechter de verzoeken gelijktijdig met het verzoek van de GI inzake de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] (zaakummer C/02/417572 / JE RK 23-2300) tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
Ten aanzien van het verzoek van de GI tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is bij afzonderlijke beschikking beslist.

2.De feiten

2.1.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij de ouders.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 juli 2023 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 6 juli 2023 en tot 6 oktober 2023.
2.4.
Bij beschikking van de van 26 september 2023 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld met ingang van 26 september 2023 en tot 26 september 2024.
2.5.
De GI heeft op 8 november 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Hierin is het volgende opgenomen: De GI geeft de volgende aanwijzingen:
‘- Jullie laten de hulpverlening binnen in huis.
- Jullie accepteren de hulpverlening.
- Er wordt op een respectvolle manier met de hulpverlening omgegaan.
- U als moeder bewaart emotionele rust. Wanneer moeder hoog in haar emotie zit, is dit niet in het bijzijn van de kinderen. De kinderen dienen rust, regelmaat en voorspelbaarheid te ervaren van hun ouders.
- Jullie houden zich [naar de kinderrechter begrijpt ‘jullie’] aan het opgestelde schema, waarin staat wanneer de hulpverlening aanwezig is.’
2.6.
De GI heeft op 7 december 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Hierin is het volgende opgenomen: De GI geeft de volgende aanwijzing:
‘Ouders stemmen er mee in dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] drie hele dagen (op dinsdag, woensdag en vrijdag) naar de [zorgboerderij] gaan.’

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk JE RK 23-2049 :

3.1.
De moeder en de vader verzoeken, zoals ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nader toegelicht, de beide schriftelijke aanwijzingen van de GI van 8 november 2023 en 7 december 2023 geheel vervallen te verklaren.
In de zaak met kenmerk JE RK 23-2299:
3.2.
De GI verzoekt de op 8 november 2023 gegeven schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Tevens wordt verzocht een dwangsom op te leggen ter hoogte van € 100,00 per keer dat de ouders met gezag de aanwijzing niet naleven. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In de zaak met kenmerk JE RK 23-2295:
3.3.
De GI verzoekt de op 7 december 2023 gegeven schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Tevens wordt verzocht een dwangsom op te leggen ter hoogte van € 100,00 per keer dat de ouders met gezag de aanwijzing niet naleven. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De ouders handhaven het verzoek tot vervallenverklaring van de beide schriftelijke aanwijzingen. De ouders zien in dat zij hulp en ondersteuning behoeven, maar [jeugdzorginstelling] kon daar niet in voorzien en was bovendien niet passend voor de moeder. De ouders zijn daarnaast van mening dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor maximaal een halve dag naar de [zorgboerderij] zouden moeten gaan, omdat zij anders volledig overprikkeld thuiskomen en daarna nog meerdere dagen ontregeld zijn, waardoor het onder meer niet lukt om thuisonderwijs te geven. Met name [minderjarige 1] lijkt hier last van te hebben. MST CAN zal gaan onderzoeken waar dat aan ligt.
4.2.
In aanvulling op de ouders bepleit de advocaat van de ouders afwijzing van de verzoeken van de GI. Deze voldoen niet aan de wettelijke vereisten nu de dwangsom niet is onderbouwd.
4.3.
De GI trekt het eerste verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 8 november 2023 in, aangezien de hulpverlening vanuit [jeugdzorginstelling] niet langer betrokken is in het gezin en deze schriftelijke aanwijzing als gevolg daarvan is komen te vervallen. De tweede schriftelijke aanwijzing van 7 december 2023 handhaaft de GI wel, omdat de minderjarigen in de thuissituatie structureel worden geconfronteerd met onveiligheid. De ouders kampen allebei met persoonlijke problematiek. Als gevolg daarvan is er bij de moeder sprake van hoog oplopende emoties, waarbij zij regelmatig hevige uitingen doet in het bijzijn van de minderjarigen. Hoewel beide ouders willen werken aan hun eigen problematiek, zijn er nog geregeld spanningen in de thuissituatie en zijn de gedragspatronen nog onvoldoende doorbroken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeten daarom de ruimte krijgen om zich ook in een andere omgeving dan thuis te kunnen ontwikkelen en de GI is van mening dat zij om die reden drie hele dagen naar de [zorgboerderij] moeten gaan. Desgevraagd benoemt de GI dat deze aanwijzing niet vooraf schriftelijk is aangekondigd; dat is enkel telefonisch gebeurd op 1 december 2023. Het is daarnaast onduidelijk of de verzochte dwangsom van € 100,00 per keer dat de ouders de aanwijzing niet naleven is gebaseerd op de financiële positie en draagkracht van ouders en of daar een maximum aan is verbonden.

5.De beoordeling

Beslissing

5.1.
De kinderrechter zal de verzoeken van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzingen afwijzen en het verzoek van de ouders tot vervallenverklaring van de beide schriftelijke aanwijzingen toewijzen. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom hij deze beslissingen neemt.
Toetsingskader schriftelijke aanwijzing
5.2.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Een ondertoezichtstelling geeft de GI bepaalde bevoegdheden en brengt ook verplichtingen voor de ouders met gezag mee. Een ondertoezichtstelling beperkt namelijk het gezag van de ouders. Als de ouders niet willen meewerken aan de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling, dan kan de GI de ouders een schriftelijk aanwijzing geven op grond van artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
5.3.
Op grond van hetzelfde wetsartikel kan de GI de kinderrechter vragen een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. De kinderrechter moet in dat geval beoordelen of de gegeven aanwijzing past binnen de (uitvoering van de) ondertoezichtstelling en of de GI de aanwijzing redelijkerwijs had mogen geven. Hierbij komt de GI beleidsvrijheid toe. Omdat een schriftelijke aanwijzing kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet bestuursrecht moet de kinderrechter ook beoordelen of de aanwijzing voldoet aan de zogenoemde ‘beginselen van behoorlijk bestuur’. Voorbeelden zijn de vragen of de aanwijzing zorgvuldig is voorbereid en voldoende is gemotiveerd.
5.4.
De ouders met gezag kunnen op hun beurt verzoeken om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren op grond van artikel 1:264 van het BW. De ouders zijn ontvankelijk in hun verzoek omdat het verzoek binnen veertien dagen nadat de aanwijzing is gegeven bij de kinderrechter is ingediend.
Beoordeling verzoeken tot bekrachtiging schriftelijke aanwijzing
In de zaak met kenmerk JE RK 23-2299:
5.5.
Nu de GI het verzoek tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 8 november 2023 heeft ingetrokken, zal de kinderrechter de gronden van dit verzoek niet verder onderzoeken. Dit betekent dat dit verzoek van de GI zal worden afgewezen.
In de zaak met kenmerk JE RK 23-2295:
5.6.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 7 december 2023 afwijzen, aangezien dit verzoek niet voldoet aan de wettelijke vereisten nu de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals opgenomen in hoofdstuk 3 en 4 van de Algemene Wet Bestuursrecht niet danwel onvoldoende in acht zijn genomen. Daarbij overweegt de kinderrechter allereerst dat de GI geen schriftelijke vooraankondiging aan de ouders heeft verstuurd, maar de ouders enkel telefonisch op de hoogte heeft gesteld van het voornemen van de schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter is gelet op deze gang van zaken van oordeel dat de aanwijzing onzorgvuldig is voorbereid. De aanwijzing is daarnaast niet deugdelijk gemotiveerd daar onduidelijk is vanaf wanneer deze ingaat en tot wanneer deze uitgevoerd dient te worden. Ook is en blijft niet duidelijk of de GI bij de verzochte dwangsom rekening heeft gehouden met de financiële positie en draagkracht van de ouders en of er maximumbedrag op de dwangsom wordt gesteld. Gelet op het voorgaande wijst de kinderrechter ook dit verzoek van de GI af.
Beoordeling verzoek tot vervallenverklaring schriftelijke aanwijzingen
In de zaak met kenmerk JE RK 23-2049 :
5.7.
Nu de kinderrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzingen moeten worden afgewezen, omdat het eerste verzoek door de GI is ingetrokken en het tweede verzoek niet voldoet aan de wettelijke vereisten, dient het verzoek van de ouders tot het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzingen te worden toegewezen.
5.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissingen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk JE RK 23-2049 :
6.1.
wijst het verzoek van de ouders tot het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzingen toe;
6.2.
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
In de zaak met kenmerk JE RK 23-2299:
6.3.
wijst het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 8 november 2023 af;
In de zaak met kenmerk JE RK 23-2295:
6.4.
wijst het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 7 december 2023 af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas, griffier, en op schrift gesteld op 31 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.