ECLI:NL:RBZWB:2024:5384

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/411398/HA RK 23-132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervallenverklaring erfdeel op grond van tekortkoming in uitvoering testamentaire last

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervallenverklaring van een erfdeel op basis van artikel 4:131 BW. De verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], zijn de kinderen van de overleden erflater, die bij testament een last heeft verbonden aan de erfstelling van [gedaagde]. De verzoekers stellen dat [gedaagde] tekort is geschoten in de uitvoering van deze last, die inhoudt dat hij het woonhuis moet verkopen aan [verzoeker sub 1]. [gedaagde] verzet zich tegen het verzoek en stelt dat hij recht heeft op voortzetting van de vennootschap onder firma waarin hij met de erflater was verbonden, en dat hij tijdig aanspraak heeft gemaakt op zijn overnamerecht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] inderdaad tijdig een beroep heeft gedaan op zijn voortzettingsrecht en dat hij op dit moment nog niet tekort is geschoten in de uitvoering van de aan zijn erfstelling verbonden last. De rechtbank oordeelt dat de testamentaire last pas kan worden uitgevoerd nadat de bedrijfsoverdracht is afgerond. De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] af, en compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M. van den Boom.

Uitspraak

RECHTBANKZeeland-West-Brabant
Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: C/02/411398 / HA RK 23-132
Beschikking van 16 juli 2024
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[verzoeker sub 2],
te [plaats 2] ,
verzoekende partijen,
hierna samen te noemen: [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] ,
advocaat: mr. D. van den Berg,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.C. Teeuw.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling van 17 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Op 13 november 2021 is te [plaats 2] overleden de heer [erflater] (verder te noemen: erflater). Partijen zijn de kinderen van erflater.
2.2.
Erflater en [gedaagde] waren vennoten in de vennootschap onder firma [V.O.F.]
2.3.
In de tussen erflater en [gedaagde] gesloten ‘Overeenkomst van vennootschap onder firma’ is onder meer het volgende overeengekomen:

Inbreng
Artikel 4
In de vennootschappelijke gemeenschap zijn per 1 mei 2013 ingebracht:
A.
door de vennoot sub 1:
(…)
2. het economisch belang van de onroerende zaken (…)
Het woonhuis met aanhorigheden gelegen [postcode] [plaats 2] aan de [adres] met 300 m2 ondergrond, erf en tuin is uitdrukkelijk bij de inbreng begrepen.
(…)
Einde van de overeenkomst
Artikel 14
1.
De overeenkomst van vennootschap eindigt:
(…)
c. door overlijden van een vennoot;
(…)
Voorzettingsrecht
Artikel 16
De vennoot, aan wie de oorzaak van het eindigen van de vennootschapsovereenkomst niet kan worden toegerekend, heeft het recht het bedrijf van de vennootschap onder firma voort te zetten. Dit recht tot voortzetting moet binnen zes maanden nadat de vennootschap is geëindigd, worden uitgeoefend door het op behoorlijke wijze in kennis stellen van de andere vennoot of diens rechtsverkrijgers.
(…) Door de uitoefening van dit voorzettingsrecht treden voor de voortzettende vennoot tevens de verdelings- en overnemingsrechten en -plichten in werking, zoals hierna opgenomen.
(…)
Verdelings- en overnemingsbeding
Artikel 18
1.
De voortzettende vennoot verkrijgt krachtens verdeling het aandeel van de niet voortzettende vennoot in alle goederen die deel uitmaken van het vennootschapsvermogen, onder de gehoudenheid de waarde van dat aandeel in geld uit keren aan de niet-voortzettende vennoot. De verdeling vindt plaats aan het einde van het boekjaar waarin de uitoefening van het voortzettingsrecht heeft plaatsgevonden.
De waarde van dat aandeel is gelijk aan de kapitaaldeelname van de niet-voorzettende vennoot in het bedrijf van de vennootschap, zoals die blijkt uit de balans van het bedrijf van de vennootschap op het moment van de verdeling, waarbij alle zaken, zowel roerende als onroerende, en vermogensrechten op het moment van verdeling worden gewaardeerd overeenkomstige een waarde waarbij een externe financier een lening voor de overname van het bedrijf wenst te verstrekken en waarbij tevens een lonende exploitatie van het bedrijf mogelijk is en met dien verstande dat de overnamesom dusdanig dient te zijn dat daardoor een goede oudedagsvoorziening resteert voor vennoot sub 1.
(…)
5.
De voortzettende vennoot heeft het recht om de eigendom van het woonhuis met het woonerf te [postcode] [plaats 2] aan de [adres] van de niet-voortzettende vennoot tegen de waarde in het economische verkeer over te nemen.
(…)
7.
Iedere vennoot is verplicht ter zake van de uitoefening van rechten door – en de overdracht van zaken aan – de voortzettende vennoot zijn medewerking te verlenen, voor zover die medewerking vereist is. Deze akte geldt voor zoveel mogelijk en nodig als akte van levering en indien enige leveringshandeling vereist is heeft de levering voor zover mogelijk plaatsgevonden op het moment van de verdeling als hiervoor aangegeven.
(…)
2.4.
Erflater heeft bij testament van 19 oktober 2020 en bij aanvullend testament van 12 mei 2021 over zijn nalatenschap beschikt. Erflater heeft zijn kinderen als enige erfgenamen achtergelaten.
2.5.
Erflater heeft verder (onder meer) het volgende opgenomen in zijn testament:
V. Last
Aan de erfstelling van mijn zoon(…)
verbind ik de last om het woonhuis gelegen aan de [adres] te [postcode] [plaats 2](…)
te verkopen en te leveren tegen de waarde in het economische verkeer aan mijn dochter, mevrouw [verzoeker sub 1] . Evenzo geldt deze last indien [gedaagde] geen gebruik maakt van het overnamerecht en gemelde onroerende zaken behoren tot het mede-eigendom van de ontbonden vennootschap onder firma; hij dient alsdan mee te werken aan de gewenste verdeling.
(…)
Vervallen last
(…)
Indien mijn zoon geen gebruik maakt van het overnamerecht (in zijn geheel) zoals opgenomen in VOF-contract, komt de last te vervallen; voor die situatie heb ik het sub III.2. legaat gemaakt.
(…).”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] verzoeken de rechten die [gedaagde] uit hoofde van zijn erfgenaamschap in de nalatenschap van erflater heeft op grond van artikel 4:131 BW vervallen te verklaren, althans om het erfdeel van [gedaagde] in de nalatenschap van erflater vervallen te verklaren.
3.2.
Aan het verzoek hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] – samengevat – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] is tekort geschoten in het nakomen van de aan hem opgelegde last. [gedaagde] heeft via zijn advocaat kenbaar gemaakt dat hij aanspraak maakt op het woonhuis aan de [adres] (hierna: het woonhuis) en de testamentaire last dus niet te zullen naleven. De tekortkoming van [gedaagde] is ernstig genoeg om de vervallenverklaring te rechtvaardigen.
3.3.
[gedaagde] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [gedaagde] heeft aanspraak gemaakt op voorzetting van het bedrijf. Uit de vennootschapsovereenkomst volgt dat hij een recht heeft op overname van het bedrijf, waaronder de woning. De testamentaire last bepaalt dat eerst uitvoering dient te worden gegeven aan de bedrijfsoverdracht. Het verzoek van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] is dan ook voorbarig. Er is op dit moment geen sprake van een tekortkoming van [gedaagde] . Voor zover er wel sprake zou zijn van een tekortkoming en van verzuim aan zijn zijde, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de tekortkoming niet van dien aard is dat deze een vervallenverklaring van zijn erfdeel rechtvaardigt. [gedaagde] heeft een rechtmatig belang bij het beroep op het overnamebeding. Dit oudere recht op levering van het woonhuis aan hem gaat voor op de testamentaire last. Er is op zijn minst sprake van conflicterende rechten en dit kan niet aan [gedaagde] worden toegerekend. Ten slotte beroept [gedaagde] zich nog op de feitelijke onuitvoerbaarheid van de last.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Erflater heeft in zijn testament een last verbonden aan de erfstelling van [gedaagde] . Een testamentaire last is een uiterste wilsbeschikking waarin de erflater aan de gezamenlijke erfgenamen of aan een of meer bepaalde erfgenamen of legatarissen een verplichting oplegt die niet bestaat in de uitvoering van een legaat (artikel 4:130 lid 1 BW). Een erfgenaam op wie een last rust, verkrijgt zijn recht onder de ontbindende voorwaarde dat dit recht niet wegens niet uitvoering van de last wordt vervallen verklaard door de rechter (artikel 4:131 lid 1 BW). Een zodanige vervallenverklaring kan worden uitgesproken op verzoek van elke onmiddellijk bij de vervallenverklaring betrokken belanghebbende (artikel 4:131 lid 2 BW).
4.2.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] zijn erfgenamen in de nalatenschap van erflater en daarmee belanghebbenden in de zin van artikel 4:131 lid 2 BW. Zij zijn dan ook ontvankelijk in hun verzoek.
4.3.
De rechtbank moet beoordelen of [gedaagde] tekort is geschoten in de uitvoering van de aan zijn erfstelling verbonden last en wanneer dat het geval is, of die tekortkoming ernstig genoeg is om een vervallenverklaring van het erfdeel van [gedaagde] te rechtvaardigen.
[gedaagde] heeft een tijdig beroep gedaan op zijn voortzettingsrecht
4.4.
[gedaagde] betwist dat hij is tekortgeschoten in de uitvoering van de last. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een tekortkoming moet eerst de vraag beantwoord worden of [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van zijn voortzettingsrecht. Uit het testament onder V volgt immers dat de last komt te vervallen indien [gedaagde] geen gebruik maakt van het overnamerecht (in zijn geheel) zoals opgenomen in het VOF-contract. In dat geval is de woning aan [verzoeker sub 1] gelegateerd.
4.5.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of [gedaagde] tijdig aanspraak heeft gemaakt op voortzetting van het bedrijf. Ingevolge de vennootschapsovereenkomst moet het recht tot voorzetting worden uitgeoefend door het – binnen zes maanden nadat de vennootschap is geëindigd – op behoorlijke wijze in kennis stellen van de rechtsverkrijgers van erflater. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij dit heeft gedaan. Hij heeft de vennootschap na het overlijden van erflater feitelijk voortgezet en hij heeft dit van meet af aan kenbaar gemaakt aan zijn zussen. De bedrijfsoverdracht door [gedaagde] heeft – tot de inschakeling van hun advocaat – nooit ter discussie gestaan. Partijen hebben de notaris opdracht gegeven om de onroerende zaken te laten taxeren tegen de agrarische waarde als bedoeld in artikel 18 van de vennootschapsovereenkomst.
4.6.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betwisten dat [gedaagde] een tijdig beroep op zijn voortzettingsrecht heeft gedaan. Dat partijen in gesprekken met de notaris over de afwikkeling van de nalatenschap steeds hebben gesproken over taxatie tegen de agrarische waarde, is geen erkenning van een tijdig beroep op voortzetting. Tijdens het eerste gesprek met de notaris op 13 september 2022 heeft [gedaagde] bovendien steeds aangegeven dat hij nog niet wist of hij het bedrijf wilde voortzetten. Dit was ongeveer vier maanden na het verstrijken van de in de vennootschapsovereenkomst genoemde termijn van zes maanden.
4.7.
Los van het feit dat [gedaagde] het bedrijf na het overlijden van erflater feitelijk heeft voorgezet, volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de e-mails van de notaris van 13 september 2022 en 22 februari 2023 dat beide partijen ervan uitgingen dat [gedaagde] een beroep heeft gedaan op zijn voorzettingsrecht. Partijen hebben gezocht naar een taxateur om de agrarische waarde van het bedrijf te laten vaststellen. In zijn e-mail van 22 februari 2023 heeft de notaris onder meer het volgende geschreven aan partijen:

Nadat ik hem kort de eventuele opdracht heb geschetst (berekening van agrarische waarde zoals bepaald in de vof-ovk, n.a.v. overnamerecht mede-vennoot wegens overlijden) en de reden om een taxatie te laten uitvoeren door een onafhankelijke derde, gaf hij aan de opdracht niet te willen vervullen.
Hij is gewoon zijn werkzaamheden te verrichten in goed overleg en transparantie met alle betrokken (bij bedrijfsovernamen waarbij de agrarische waarde (zodanige waarde dat exploitatie nog lonend is) de leidraad is). Nu het hier betreft de uitwerking van een overnamerecht ten gevolge van overlijden (en de conflicterende rechten), is dat voor hem een reden om de opdracht niet aan te nemen.
Indien [gedaagde] geen beroep zou hebben gedaan op zijn overnamerecht, hoefden partijen niet de agrarische waarde van de (on)roerende zaken van de vof te laten vaststellen. Van exploitatie van de vof is dan immers geen sprake meer zodat niet van belang is tegen welke waarde die nog lonend zou zijn. [verzoeker sub 1] heeft ter zitting bovendien aangegeven dat zij [gedaagde] geen hak wil zetten en dat hij met zijn bedrijf verder kan als zij in de woning zou komen te wonen. Ook daaruit kan worden afgeleid dat het tijdige beroep op het voortzettingsrecht wordt erkend. Overigens is het verzoek van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] ook innerlijk tegenstrijdig aan hun stelling dat er geen tijdig beroep op het overnamerecht is gedaan omdat – zoals hiervoor overwogen – de op [gedaagde] rustende last in dat geval zou zijn komen te vervallen.
Er is geen sprake van een tekortkoming
4.8.
Nu ervan uit moet worden gegaan dat [gedaagde] tijdig een beroep op zijn voorzettingsrecht heeft gedaan, is de aan hem opgelegde testamentaire last van toepassing. Voor zover [gedaagde] heeft betoogd dat de last in strijd is met zijn recht om het woonhuis over te nemen op grond van de vennootschapsovereenkomst, volgt de rechtbank hem hierin niet. Uit het testament volgt juist dat erflater het op grond van de vennootschapsovereenkomst aan [gedaagde] toekomende recht in acht heeft genomen. Kennelijk heeft erflater echter de wens gehad dat [verzoeker sub 1] het woonhuis zou verkrijgen. Het stond erflater vrij om aan de erfstelling van [gedaagde] de last te verbinden dat hij het – op grond van de vennootschapsovereenkomst overgenomen – woonhuis aan [verzoeker sub 1] moet verkopen en leveren. Er is dan ook geen sprake van conflicterende rechten.
4.9.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat hij nog niet is tekortgeschoten in de nakoming van de last omdat de last bepaalt dat eerst uitvoering moet worden gegeven aan het overnamerecht voordat de last kan worden uitgevoerd. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] zien dit anders. Volgens hen heeft erflater met het opleggen van de last de facto van [gedaagde] gevraagd om af te zien van zijn contractuele recht op overname van de woning en te accepteren dat de woning (uiteindelijk) niet in zijn vermogen vloeit.
4.10.
De rechtbank volgt hen hierin niet. De last behelst de verplichting tot verkoop én levering en daaraan kan [gedaagde] op dit moment nog niet voldoen. Hij kan het woonhuis immers pas leveren als dat zijn juridische eigendom is geworden. Daarvoor is vereist dat het woonhuis eerst door de vof aan hem wordt geleverd. Anders dan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen, kan de levering niet reeds op grond van de vennootschapsovereenkomst hebben plaatsgevonden. Voor de levering is immers een notariële leveringsakte en inschrijving in de daarvoor bestemde registers van het kadaster vereist.
4.11.
Voor zover [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben aangevoerd dat [gedaagde] op grond van de vennootschapsovereenkomst de levering kon afdwingen en dat zijn tekortkoming erin is gelegen dat hij dat niet heeft gedaan, overweegt de rechtbank het volgende. Uit de stellingen van partijen en de stukken die in het geding zijn gebracht, blijkt dat partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de waarde van het bedrijf. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank niet los worden gezien van de huidige discussie over de woning. Het economisch belang van die woning is immers ook ingebracht in de vennootschap. Deze samenhang blijkt ook uit de e-mails van de notaris waaruit volgt dat hij geen taxateur kan vinden die de opdracht wil aannemen om de agrarische waarde vast te stellen. Dat de overname van de vof – en de daarmee samenhangende levering van de woning aan [gedaagde] – nog niet is afgerond, valt dus ook niet (volledig) aan [gedaagde] toe te rekenen. Het is dan ook niet gebleken dat [gedaagde] de overname bewust frustreert en daarmee tekortschiet in zijn verplichtingen in het kader van de bedrijfsovername.
4.12.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde] op dit moment nog niet is tekortgeschoten in de uitvoering van de aan zijn erfstelling verbonden last. Partijen zullen eerst tot afwikkeling van de bedrijfsoverdracht moeten overgaan voordat de woning aan [verzoeker sub 1] kan worden verkocht en geleverd. Pas indien [gedaagde] dan alsnog niet overgaat tot uitvoering van de last, kan het vervallen verklaren van zijn erfdeel aan de orde zijn. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
proceskosten
4.13.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.