ECLI:NL:RBZWB:2024:5389

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/422265 / FA RK 24-2186
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
  • mr. Vork
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vervangende toestemming voor inschrijving op school en aanhouding zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2024, is een verzoek tot vervangende toestemming voor de inschrijving van drie minderjarigen op een basisschool ingediend door de vrouw. De minderjarigen, geboren in 2015, 2016 en 2020, verblijven bij de vrouw, terwijl de man verweer voert tegen het verzoek en zelfstandig een wijziging van het ouderschapsplan vraagt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat er een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, maar een uithuisplaatsing niet. De Raad adviseert ook contactherstel tussen de vader en de kinderen, met begeleide omgang. Tijdens de mondelinge behandeling gaven beide ouders aan dat zij kunnen leven met de adviezen van de Raad. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming afgewezen, omdat het in het belang van de kinderen niet wenselijk is om van school te veranderen. De beslissing over de zorgregeling is aangehouden tot 27 mei 2025, met het verzoek aan partijen om een update te geven over het contactherstel en het verdere procesverloop.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/422265 / FA RK 24-2186
datum uitspraak: 31 juli 2024
beschikking over vervangende toestemming school en over een zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.J.F. Zoeteweij in Vlissingen ,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters te Middelburg.
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2015, hierna: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2016, hierna: [minderjarige 2] ,
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2020, hierna: [minderjarige 3] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 6 mei 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 24 mei 2024 ontvangen verweerschrift met het zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het verweer van de vrouw van 28 mei 2024 tegen het zelfstandig verzoek van de man;
- het proces-verbaal van 28 mei 2024;
- F9-formulier van mr. Wouters van 17 juli 2024 (met bijlagen);
- het raadsrapport van 15 juli 2024.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 31 juli 2024. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad en een tweetal vertegenwoordigsters namens de GI. Daarnaast was met bijzondere toestemming van de rechter aanwezig een persoonlijke begeleidster van de vader.
1.3
De verzoeken zijn gelijktijdig met zaaknummer C/02/424677 / JE RK 24-1318 behandeld. Op dit zaaknummer is per separate beschikking beslist.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank van [datum] 2022 is de echtscheiding uitgesproken.
2.2
Voor het huwelijk van partijen is [minderjarige 1] geboren. Tijdens het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren.
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.4
Partijen hebben samen het gezag over de minderjarigen.
2.5
Op 31 juli 2024 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 31 juli 2024 en tot 31 juli 2025.

3.De verzoeken en de standpunten

3.1
De vrouw verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in te schrijven op de [basisschool] te [woonplaats] .
3.2
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw en verzoekt dit af te wijzen.
3.3.
De man verzoekt zelfstandig het ouderschapsplan, zoals tussen partijen gesloten op 5 augustus 2021 en bekrachtigt door de rechtbank bij beschikking d.d. [datum] 2022 (kenmerk C/02/400945/FA RK 22-3875) te wijzigen en te bepalen dat de regeling voor wat betreft [minderjarige 3] gelijk loopt aan de regeling van de andere twee kinderen, te weten dat voor alle drie de kinderen een regeling geldt waarbij zij vanaf vrijdag na schooltijd t/m zondag 19.00 uur bij de man verblijven, alsmede de helft van de vakantie- en
feestdagen, dan wel een beslissing te geven op zodanige wijze als de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.4
De vrouw voert verweer tegen het zelfstandig verzoek van de man en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
3.5.
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 28 mei 2024 en op 31 juli 2024. De verzoeken zijn bij proces-verbaal van 28 mei 2024 aangehouden in afwachting van het de uitkomsten van het raadsonderzoek.
4.2
De Raad heeft bij raadsrapport van 15 juli 2024 aangegeven dat de Raad een ondertoezichtstelling noodzakelijk vindt, omdat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen. Een uithuisplaatsing vindt de Raad niet noodzakelijk. De Raad is van mening dat de ouders eerst met behulp van een jeugdbeschermer de kans moeten krijgen om verbetering aan te brengen in de situatie.
4.3
De Raad adviseert contactherstel tussen de vader en de kinderen, waarbij er gestart wordt met begeleide omgang op neutraal terrein. Het is aan de GI om dit verder vorm te geven. Daarnaast is de Raad van mening dat de hulpverlening zich moet richten op het krijgen van zicht op de groeimogelijkheden van de vader om zich te kunnen richten op de behoeftes van de kinderen. De Raad is van mening dat een aanhouding van negen maanden nodig is om daaraan te werken.
Ten aanzien van de verzochte wijziging van school is de Raad van mening dat dit nu niet in het belang van de minderjarigen is. Daarnaast is de Raad van mening dat [minderjarige 3] naar dezelfde school mag gaan als haar broer en zus. De kinderen hebben stabiliteit en rust nodig een wijziging van school draagt daar niet aan bij. De school is van mening dat de school momenteel een veilige plek voor de kinderen is en de Raad is van mening dat het in het belang van de kinderen is indien deze plaatsing gehandhaafd blijft. De Raad adviseert het verzoek van de moeder af te wijzen.
4.4
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de vrouw en de man aangegeven dat het inschrijfformulier voor de school voor [minderjarige 3] door beide ouders getekend en ingeleverd is. Ook geven zowel de vrouw als de man aan dat zij kunnen leven met de adviezen van de Raad.
Inhoudelijke beoordeling
4.5
Gelet op de het raadsrapport, de adviezen, de huidige stand van zaken en gelet op het feit dat zowel de vrouw als de man aan hebben aangegeven dat zij kunnen leven met de adviezen van de Raad zal de rechtbank het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarigen op de [basisschool] afwijzen.
Het verzoek van de man betreffende de zorgregeling zal worden aangehouden voor de duur van negen maanden pro forma. Op de hierna te vermelden datum wil de rechtbank van de advocaten en de GI een update van de situatie op dat moment. Hoe is het contactherstel verlopen en hoe partijen deze zaak willen voortzetten.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
houdt de beslissing ten aanzien van de zorgregeling aan tot
27 mei 2025
PRO FORMA, met het verzoek aan partijen en de GI om dan te rapporteren over het verloop van het contactherstel en over het verdere procesverloop van deze zaak;
5.2
wijst het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om de minderjarigen in te schrijven op [basisschool] te [woonplaats] af.
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. De Beer, kinderrechter, op 31 juli 2024 en schriftelijk vastgelegd op 6 augustus 2024 in tegenwoordigheid van mr. Vork, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.