In deze zaak vordert [eiser] B.V. betaling van [gedaagde] B.V. voor schade aan gehuurde voertuigen en meerkilometers na een vermeende contractovername. De procedure begon met een tussenvonnis op 10 mei 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 november 2023, waarbij [gedaagde] niet aanwezig was. De feiten tonen aan dat [eiser] in 2017 en 2018 huurovereenkomsten met [B.V.] sloot voor vier voertuigen. In 2020 vroeg [B.V.] toestemming aan [eiser] om deze voertuigen door [gedaagde] te laten overnemen. [eiser] stemde in, maar de contracten werden niet ondertekend door [gedaagde]. Na een periode van betaling door [gedaagde] ontstonden er betalingsachterstanden en werd er schade aan de voertuigen geconstateerd. [eiser] vorderde uiteindelijk betaling van € 23.391,06 voor schade en meerkilometers, plus buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] verweerde zich door te stellen dat er geen contractovername had plaatsgevonden en dat zij niet aansprakelijk was voor de schade. De kantonrechter oordeelde dat er geen contractovername was en dat [gedaagde] niet aansprakelijk was voor de schade aan de voertuigen. Wel werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 4.109,00 voor meerkilometers en € 535,90 voor buitengerechtelijke incassokosten, evenals de proceskosten van [eiser].