ECLI:NL:RBZWB:2024:5421
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van WOZ-waarden voor onroerende zaak in belastingjaren 2022 en 2023
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een geschakelde semibungalow, vastgesteld op € 473.000 voor het belastingjaar 2022 en € 550.000 voor 2023. Na bezwaar werd de waarde voor 2023 verlaagd naar € 517.000, maar het bezwaar voor 2022 werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig behandeld op 16 juli 2024, waarbij zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar vertegenwoordigd waren.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarden te hoog zijn. De waarden zijn vastgesteld op basis van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen is gebruikt. De rechtbank concludeert dat de waarden voor beide belastingjaren niet te hoog zijn vastgesteld, ook al zijn er discussiepunten over de berekening van het woonoppervlak. De rechtbank adviseert de heffingsambtenaar om de woning opnieuw ter plaatse op te nemen voor een correcte objectafbakening. Uiteindelijk worden de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de waarden en de aanslagen onroerendezaakbelasting gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht vergoed en er is geen proceskostenvergoeding toegewezen.