ECLI:NL:RBZWB:2024:5438

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10783640 \ MB VERZ 23-588
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een bromfiets. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting is betrokkene verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De registercontrole heeft de gedraging correct waargenomen. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er verwarring was over de acceptatie van de verzekering, wat aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. Daarnaast is vastgesteld dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.

De kantonrechter heeft het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard en de beschikking gewijzigd, waarbij het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10783640 \ MB VERZ 23-588
CJIB-nummer: 9062 5422 5428 8725
uitspraakdatum: 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd door het RDW Veendam, op 21 oktober 2022 om 17:05 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Op 10 oktober 2022 heeft het RDW aangegeven dat betrokkene informatie in kon winnen op de site van het RDW over het verzekeren van een voertuig. Betrokkene heeft hiervoor tijd nodig gehad en stelt dat het voertuig op dat moment geschorst was. Betrokkene stelt dat het voertuig ook niet in gebruik was. Ter zitting heeft betrokkene aangevoerd dat er op 24 oktober 2022 er een brief van het RDW binnenkwam waarin stond dat het voertuig verzekerd moest worden, omdat het voertuig op dat moment niet verzekerd was. In die brief stond dat als het voertuig wel verzekerd was dat betrokkene contact moest opnemen met het RDW. Op 19 oktober heeft betrokkene het voertuig aangemeld bij de verzekering, waardoor er meteen een voorlopige dekking van veertien dagen plaats zou vinden. Na de voorlopige dekking heeft betrokkene ervoor gekozen om het voertuig alsnog te schorsen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het uitgangspunt is dat een kentekenhouders verantwoordelijk is voor het tijdig schorsen of verzekeren van zijn voertuig. Uit de mail van 24 oktober 2022 blijkt dat betrokkene bezig was om een verzekering te regelen. In die brief stond dat betrokkene een mail moest sturen met een bevestiging, zodat de voorlopige dekking in kon gaan. Betrokkene heeft dit nagelaten, waardoor er nooit sprake is geweest van een voorlopige dekking. De gedraging is geconstateerd door een registercontrole, waardoor er niet gekeken wordt naar de omstandigheden of het voertuig in staat is om er gebruik van te maken. De zittingsvertegenwoordiger begrijpt dat er sprake is van verwarring op welke manier de verzekering geregeld moest worden en verzoekt om de sanctie met 25% te matigen gelet op die omstandigheden.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De registercontrole heeft de gedraging op de juiste manier waargenomen. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat er verwarring is geweest met de acceptatie van de offerte. De boete zal worden gematigd met 25%.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Conclusie
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 208,13 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 161,87 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.LC.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: