ECLI:NL:RBZWB:2024:5440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10917733 \ MB VERZ 24-122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een plek die bestemd was voor toeristenbussen, terwijl zijn voertuig daar niet tot de aangegeven categorie behoorde. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij slechts kort had geparkeerd om spullen af te geven aan de leiding van een rondvaartboot en dat er op het moment van parkeren geen bussen meer kwamen. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat betrokkene de gedraging niet ontkent, maar dat er geen sprake was van onmiddellijk laden of lossen, wat de boete rechtvaardigt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging inderdaad heeft plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder betrokkene handelde. Gezien het feit dat betrokkene als vrijwilliger handelde en rekening hield met de verkeerssituatie, heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot nihil. Het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, waarbij het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moet worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10917733 \ MB VERZ 24-122
CJIB-nummer: 1062 5422 5076 7985
uitspraakdatum: 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
parkeren op een parkeergelegenheid terwijl het voertuig niet tot de aangegeven categorie of groep voertuigen behoorde op de Biesboschweg te Drimmelen (gemeente Drimmelen) op 30 juni 2022 om 19:09 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De parkeerplaats waar betrokkene zijn voertuig had geplaatst is bestemd voor toeristenbussen die personen af komen zetten voor de rondvaartboten van de [rederij] . Rond de pleegtijd was de rederij verlaten en lagen de boten aangemeerd. De avond van de gedraging zouden er geen bussen meer komen. Niemand heeft door het parkeren van betrokkene overlast of hinder ondervonden. Betrokkene is een vrijwilliger en geeft vrijwillig een opleiding aan de cursisten. Betrokkene stelt daar alleen te hebben geparkeerd om zaken af te leveren. Het parkeren duurde ongeveer 30 minuten aangezien betrokkene nog met de cursusleiding een paar andere cursisten heeft gesproken.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij twee pakketten met papieren moest afgeven, zodat de leiding deze aan boord in mappen kon doen. Betrokkene stelt dat het ongeveer 50 meter lopen is vanaf zijn auto tot aan de rondvaartboot. Betrokkene is twee keer op en neer gelopen. Aan boord heeft betrokkene iedereen een fijne reis gewenst en is vervolgens terug naar zijn auto gelopen. Volgens het gevoel van betrokkene heeft zijn auto niet langer dan tien minuten op die parkeergelegenheid gestaan. Betrokkene stelt dat hij het voertuig dichter bij de rondvaartboot kon parkeren, maar heeft ervoor gekozen om dat niet te doen. Het was die avond slecht weer en op de dichtstbijzijnde plek viel de auto van betrokkene niet op voor andere weggebruikers.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene ontkent de gedraging niet aangezien hij in het beroepschrift bij de officier van justitie stelt dat de gedraging dertig minuten heeft geduurd, maar stelt aan het laden en lossen te zijn geweest. De verbalisant heeft gedurende een tijd van ongeveer 10 minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig waargenomen, dus ook geen laad- en losactiviteiten. Hierdoor was er geen sprake van onmiddellijk laden of lossen van goederen, dan wel het in- of uit laten stappen van personen. Dat er op het tijdstip van gedraging geen toeristenbussen meer komen, is volgens de zittingsvertegenwoordiger geen reden om de sanctie te matigen. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene had daar in beginsel niet mogen parkeren. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene als vrijwilliger spullen moest afgeven aan de leiding die zij nodig hadden aan boord van de rondvaartboot. Betrokkene heeft ervoor gekozen om zijn auto niet dichterbij te zetten en rekening te houden met een veilige verkeerssituatie in verband met het weer. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.LC.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: