ECLI:NL:RBZWB:2024:5442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10930479 \ MB VERZ 24-162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een plaats die bestemd is voor onmiddellijk laden en lossen van goederen. De gedraging vond plaats op 14 oktober 2022. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat hij bezig was met laden en lossen. Hij voegde een order bij zijn beroepschrift ter onderbouwing van zijn standpunt. Tijdens de zitting werd door de gemachtigde verklaard dat hij met een steekkarretje een doos naar een slijterij had gebracht, wat ongeveer tien minuten in beslag nam.

De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verzocht het beroep ongegrond te verklaren, onder verwijzing naar de verklaring van de verbalisant die stelde dat er gedurende tien minuten geen activiteit met het voertuig was. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen. Dit was het gevolg van een schending van de hoorplicht, aangezien de gemachtigde niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter matigde de boete met 25% en bepaalde dat de uiteindelijke boete € 56,25 zou bedragen, met terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene.

De beslissing van de kantonrechter was dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond werd verklaard, de beslissing werd vernietigd en de boete werd aangepast. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10930479 \ MB VERZ 24-162
CJIB-nummer: 4062 5422 5353 4274
uitspraakdatum: 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
een voertuig parkeren op een plaats bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen op de Oude Vest te Breda op 14 oktober 2022 om 15:11 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde stelt aan het laden en lossen te zijn geweest en voegt bij zijn beroepschrift een bijlage toe van de order. Gemachtigde stelt bij een bierbrouwerij te werken en een pakket naar de slijterij te hebben gebracht op het tijdstip waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat hij met een steekkarretje een doos ging leveren bij een slijterij. Het duurde vijf minuten om richting de slijterij te lopen en vijf minuten om terug naar het voertuig van betrokkene te lopen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft vastgesteld dat er gedurende een tijd van ongeveer 10 minuten geen activiteit met betrekking tot het voertuig plaats heeft gevonden. Hierdoor was er geen sprake van onmiddellijk laden of lossen van goederen, dan wel het in- of uit laten stappen van personen. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van laden en lossen volgens jurisprudentie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden. Gemachtigde is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Hierdoor moet de boete gematigd worden met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij zijn de omstandigheden die betrokkene aanvoert van belang. De boete zal worden gematigd met 25%.
Schending hoorplicht
Gemachtigde heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft gemachtigde niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Conclusie
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter de boete matigen. De boete zal worden gematigd met twee keer 25%, de boete zal € 56,25 bedragen. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 56,25 plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 43,75 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.LC.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: