ECLI:NL:RBZWB:2024:5444

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10930176 \ MB VERZ 24-141
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een plek waar een tijdelijk parkeerverbod zou gelden. Betrokkene stelde dat hij niet op de hoogte was van dit verbod, omdat het pas na zijn vertrek naar het buitenland was gepubliceerd. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, maar betrokkene ging hiertegen in beroep bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 7 juni 2024 heeft betrokkene zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de boete niet redelijk was en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie. Betrokkene voerde aan dat de gemeente Breda niet duidelijk had gecommuniceerd over het parkeerverbod en dat hij zijn auto had geparkeerd voordat het verbod van kracht werd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, maar erkende dat het sanctiebedrag gematigd kon worden tot nihil.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden, omdat betrokkene zijn auto had geparkeerd voordat het verbodsbord was geplaatst. Hierdoor was de boete ten onrechte opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 109,- aan betrokkene terug te betalen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10930176 \ MB VERZ 24-141
CJIB-nummer : 2062 5422 5239 3562
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
parkeren op een parkeergelegenheid op dagen/uren waarop volgens onderbord verboden op de Baronielaan, te Breda op 9 september 2022 om 08:20 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord bij de officier van justitie. Volgens betrokkene suggereert de officier van justitie dat hij geen begin van bewijs heeft aangedragen die aannemelijk maakt dat de parkeerovertreding niet aan betrokkene verweten kon worden, maar de officier van justitie gaat niet inhoudelijk in op de gronden van betrokkene waardoor de beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Het tijdelijke parkeerverbod is pas kenbaar gemaakt aan de bewoners, nadat betrokkene op 31 augustus 2022 naar het buitenland vertrokken was voor een kleine vakantie. Op 23 september 2022 heeft betrokkene parallel aan het beroep ook bezwaar aangetekend tegen de wegsleepkosten, maar de officier van justitie heeft het besluit van het bestuursorgaan niet afgewacht. Betrokkene verzoekt de beslissing van de officier van justitie te vernietigen en opnieuw een besluit te nemen.
Ter zitting heeft betrokkene herhaalt dat hij niet kon weten dat er ten tijde van de gedraging een tijdelijk parkeerverbod was. Het voertuig van betrokkene stond al eerder op de pleegplek geparkeerd, dan dat het parkeerverbod in was gegaan. De gemeente Breda heeft dit verhaal aan betrokkene bevestigd. De gemeente Breda stelt gepubliceerd te hebben dat er een wegafsluiting zou zijn op de pleegdatum, maar niet dat er een parkeerverbod zou gelden. Dit is een jaar van tevoren gepubliceerd op een website die volgens betrokkene niet voor het publiek toegankelijk is.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar het sanctiebedrag te matigen tot nihil. Bij de officier van justitie heeft betrokkene geen specifieke datums genoemd en zijn verhaal werd niet voldoende onderbouwd. Met de stukken die betrokkene in zijn beroepschrift heeft toegevoegd, maakt betrokkene aannemelijk dat hij niet op de hoogte was van het parkeerverbod en hier dus ook niet naar kon handelen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat bij een gedraging iemand iets moet doen of iets moet nalaten. Er kan volgens de kantonrechter geen gedraging worden vastgesteld. Het parkeerverbod kon namelijk niet overtreden worden, omdat betrokkene zijn auto op de plek van de gedraging geparkeerd had voordat de gemeente Breda daar een verbodsbord had geplaatst. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: