ECLI:NL:RBZWB:2024:5446

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10930287 \ MB VERZ 24-148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke plaatsing van verbodsborden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een plek waar volgens een onderbord een verbod gold. Betrokkene stelde echter dat hij op vakantie was van 25 juli 2022 tot en met 21 augustus 2022 en dat hij niet op de hoogte was van de nieuwe verbodsborden die pas kort voor zijn terugkomst waren geplaatst. Hij voerde aan dat hij een parkeervergunning had voor de betreffende straat en dat hij niet de mogelijkheid had gekregen om zijn voertuig te verplaatsen. De gemeente Breda had volgens betrokkene ook geen adequate communicatie gevoerd over de nieuwe regels.

De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. De rechter benadrukte dat er geen overtreding kon zijn, omdat de boete was opgelegd voor een gedraging die niet had plaatsgevonden, aangezien de verbodsborden nog niet waren geplaatst op het moment dat betrokkene zijn auto parkeerde. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de beslissing van de officier van justitie als de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag van € 109,- aan betrokkene terug te betalen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10930287 \ MB VERZ 24-148
CJIB-nummer : 3062 5422 5183 9811
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze
(hierna te noemen: zittingsvertegenwoordiger).Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
parkeren op parkeergelegenheid op dagen/uren waarop volgens onderbord verboden op de Nieuwe Prinsenkade te Breda op 20 augustus 2022 om 22:16 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt van 25 juli 2022 tot en met 21 augustus 2022 op vakantie te zijn geweest. Op 23 augustus werd betrokkene gebeld door de handhaving met de vraag wanneer betrokkene zijn auto kwam ophalen, omdat deze zaterdagnacht weggesleept was in verband met de Vuelta. De buurtbewoners van betrokkene stellen dat er één week van tevoren pas borden waren geplaatst. Sommige buurtbewoners hadden een brief ontvangen en andere niet. Betrokkene had ook geen brief ontvangen. Betrokkene heeft € 211,75 moeten betalen aan de wegsleepkosten en daar komt deze boete nog eens bij. Betrokkene was in de veronderstelling niks verkeerds te hebben gedaan aangezien hij een parkeervergunning heeft voor de betreffende straat en de borden nog niet geplaatst waren op het moment dat betrokkene op vakantie ging. Ook voert betrokkene aan niet de mogelijkheid te hebben gekregen om zijn voertuig te verplaatsen. De gemeente is volgens betrokkene communicatief tekort geschoten. Betrokkene gaat ook bezwaar aantekenen bij de gemeente Breda tegen de onkosten van het wegslepen van de auto.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de boete te matigen tot nihil en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gemeente Breda heeft voordat het verbodsbord geplaatst was geen lijst met kentekens bijgehouden van voertuigen die er al stonden, voordat de gemeente het verbodsbord had geplaatst. Hierdoor is het niet duidelijk of het voertuig er al stond op het moment dat de bebording werd geplaatst. Betrokkene heeft zijn best gedaan om aannemelijk te maken dat hij hiervan niet op de hoogte was en heeft hoge wegsleepkosten.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat bij een gedraging iemand iets moet doen of iets moet nalaten. Er kan volgens de kantonrechter geen gedraging worden vastgesteld. Het parkeerverbod kon namelijk niet overtreden worden, omdat betrokkene zijn auto op de plek van de gedraging geparkeerd had voordat de gemeente Breda daar een verbodsbord had geplaatst. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: