ECLI:NL:RBZWB:2024:5447

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10930472 \ MB VERZ 24-161
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet gebruiken van de rijbaan door (snor)fietser

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, een (snor)fietser, had een boete ontvangen voor het niet gebruiken van de rijbaan op het Nonnenveld te Breda op 10 april 2022. Betrokkene stelde dat hij niet de gedraging had verricht waarvoor de boete was opgelegd. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene toegelicht dat hij naast het voetpad had gereden en dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat hij de rijbaan niet mocht gebruiken. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie voerde aan dat betrokkene als bromfietser de rijbaan niet had gebruikt en dat de gedraging was begaan. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De aanwezigheid van een voetgangersbord betekent niet automatisch dat het een voetgangersgebied betreft, en het wegdek was gescheiden van de rijbaan.

De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en bepaald dat het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10930472 \ MB VERZ 24-161
CJIB-nummer : 1062 5422 4866 2308
uitspraakdatum : 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
als (snor)fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is op het Nonnenveld te Breda op 10 april 2022 om 23:10 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. De officier van justitie stelt dat met het ronde voetgangersbord op de plek van de gedraging een voetpad wordt aangegeven, maar betrokkene stelt niet via het voetpad te zijn gereden. Betrokkene stelt op de weg naast het voetpad te hebben gereden. In bijlage 2 van het beroepschrift heeft betrokkene met een pijl aangegeven waar hij reed. Bij de oprijddrempel voor de rode paaltjes staat nergens aangegeven dat er niet met een fiets of scooter overheen gereden mag worden. Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat de weg aan de linkerkant van het voetpad, hetzelfde wegdek heeft als de parkeerplaats die aan dezelfde weg grenst waar betrokkene met zijn scooter op reed. Op de parkeerplaats rijden ook auto’s die gebruik willen maken van de parkeervakken. Ook is er bij die straat sprake van een oprijdrempel.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft als bestuurder van een bromfiets geen gebruik gemakt van de rijbaan. Bij de linkerkant het weggedeelte is er sprake van een trottoir voor voetgangers. De gedraging is begaan, want de rijbaan is niet gebruikt.
De zittingsvertegenwoordiger heeft voorgesteld het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat de feitcode moet worden gewijzigd in feitcode R311 met als omschrijving: “als bromfietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fiets/ bromfietspad aanwezig is (bord G12a)” Aan betrokkene is een boete opgelegd voor feitcode R309 met als omschrijving “als (snor)fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is”. Bij die feitcode hoort hetzelfde boetebedrag. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de redelijke termijn. Ook is betrokkene bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Hierdoor moet de boete nogmaals gematigd worden met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat er wel een voetgangersbord staat, maar dat het geen voetgangersgebied betreft. Het valt de kantonrechter op dat het wegdek door de gemeente Breda is gescheiden. Het mondt uit in een stuk dat door auto’s gebruikt wordt, dan wel als rijbaan kan worden bestempeld. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: