ECLI:NL:RBZWB:2024:5448

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10704729 \ MB VERZ 23-464
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Boschstraat te Breda op 27 augustus 2022. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. B. de Jong, beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 7 juni 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, was wel aanwezig. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat de bijrijder een telefoon vasthield en er geen staandehouding had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, maar erkende ook dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie.

De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en matigde de boete met 25% vanwege de schending van de hoorplicht. De kantonrechter wijzigde de inleidende beschikking en droeg de officier van justitie op om het te veel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 218,75 toegekend aan de betrokkene. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10704729 \ MB VERZ 23-464
CJIB-nummer: 9062 5422 5197 5431
uitspraakdatum: 7 juni 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 juni 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Boschstraat te Breda op 27 augustus 2022 om 23:39 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde stelt dat de bijrijder een telefoon in zijn handen had, waardoor de verbalisant zich mogelijk heeft vergist. In het dossier bevindt zich een getuigenverklaring van de bijrijder, waarin hij verklaart dat betrokkene geen mobiele telefoon heeft vastgehouden. Hierdoor ontstaat volgens gemachtigde voldoende twijfel rondom de gedraging. Voorts heeft er geen staandehouding plaatsgevonden. De verklaring van de verbalisant dat hij bezig was met een andere staandehouding is volgens gemachtigde onvoldoende. Daarbij is de hoorplicht van betrokkene geschonden. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft een elektronisch apparaat tijdens het rijden ten hoogte van het stuur van betrokkene waargenomen. Tijdens te waarneming had de verbalisant zicht op beide handen van betrokkene. Het is niet aannemelijk dat de bijrijder het toestel vast had, gelet op de locatie waar de verbalisant het toestel heeft waargenomen. De verbalisant geeft aan bezig te zijn met een andere staandehouding, waardoor er geen reële mogelijkheid was om betrokkene staande te houden. Bij een staandehouding komt veel kijken, waardoor niet van de verbalisant kan worden verwacht dat hij deze werkzaamheden onderbreekt voor een andere staandehouding. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De verbalisant heeft in zijn verklaring specifiek verklaard dat hij ten hoogte van het stuur in de linkerhand van betrokkene een elektronisch apparaat heeft waargenomen. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. In het beroepschrift gevoegde getuigenverklaring van de bijrijder staat dat de bijrijder een elektronisch apparaat in zijn handen had. Dit sluit volgens de kantonrechter niet uit dat betrokkene geen toestel in zijn hand had.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 262,50 plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 87,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.LC.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: