Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaken tussen
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
- over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 (2019) een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 13.809, en gelijktijdig beschikkingen waarbij een vergrijpboete van € 3.296 op basis van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is opgelegd en € 1.491 belastingrente in rekening is gebracht (zaaknummer 23/3184);
- over 2019 een beschikking waarbij een verzuimboete van € 671 op basis van artikel 67c van de AWR is opgelegd;
- over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 (2020) een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 29.459, en gelijktijdig beschikkingen waarbij een vergrijpboete van € 5.110 op basis van artikel 67f van de AWR is opgelegd en € 2.396 belastingrente in rekening is gebracht (zaaknummer 23/3185);
- over 2020 een beschikking waarbij een verzuimboete van € 1.765 op basis van artikel 67c van de AWR is opgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
“Uitspraak op bezwaar Omzetbelasting Teruggaaf”.Verder staat in de toelichting in deze stukken – woordelijk gelijkluidend en voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
Motivering
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 en de gelijktijdig daarmee opgelegde boetebeschikking op basis van artikel 67f van de AWR en belastingrentebeschikking;
- vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 en de gelijktijdig daarmee opgelegde boetebeschikking op basis van artikel 67f van de AWR en belastingrentebeschikking;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van de proceskosten van belanghebbende van € 1.124,25;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.