ECLI:NL:RBZWB:2024:5470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/418205 / FA RK 24-275
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake wijziging hoofdverblijf, zorgregeling en vervangende toestemming school voor minderjarige in afwachting van hulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2024 een tussenbeschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf, de zorgregeling en de vervangende toestemming voor de inschrijving van een minderjarige op school. De zaak betreft een geschil tussen de man en de vrouw, die beiden de ouders zijn van de minderjarige, geboren in 2014. De rechtbank heeft de verzoeken tot wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling aangehouden in afwachting van hulpverlening. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om hulpverlening in te zetten voor zowel de minderjarige als de ouders, en heeft de ouders aangemoedigd om samen te werken aan de communicatie en het herstel van vertrouwen. De rechtbank heeft de zorgen van de Raad over de ontwikkeling van de minderjarige erkend, maar ook de noodzaak benadrukt om de resultaten van de hulpverlening af te wachten voordat een definitieve beslissing wordt genomen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 17 december 2024, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om schriftelijk te reageren op een nader rapport van de Raad. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige op haar huidige school blijft en dat de ouders de geadviseerde hulpverlening volgen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/418205 / FA RK 24-275
datum uitspraak: 5 juli 2024
tussenbeschikking betreffende wijziging hoofdverblijf, zorgregeling en vervangende toestemming inschrijving school
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. S. Köller te Middelburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters te Middelburg,
betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2014, hierna: [minderjarige] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 15 februari 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het rapport van de Raad van 8 mei 2024;
- het F9-formulier van mr. Köller van 17 mei 2024, met bijlagen;
- de door mr. Köller tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen.
1.2
De verzoeken zijn nader mondeling behandeld op 17 mei 2024. Bij die gelegenheid zijn gekomen partijen, met hun advocaten. Ook was aanwezig een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 15 februari 2024. In die beschikking heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgelegd die inhoudt dat voorlopig, met ingang van 19 februari 2024, een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken geldt die inhoudt dat [minderjarige] de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man verblijft waarbij het wisselmoment op maandag is. De beslissing op het hoofdverblijf, de zorgregeling en de vervangende toestemming inschrijving school is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 17 mei 2024 om 13.00 uur, in afwachting van het rapport van de Raad. Op dit punt in de procedure moet de rechtbank nog een beslissing nemen op de verzoeken tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] , tot het verlenen van vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige] op een basisschool in [plaats 1] en de zorgregeling.
4.2
In zijn rapport van 8 mei 2024 heeft de Raad geconstateerd dat er zorgen zijn rondom de ontwikkeling van [minderjarige] maar niet in die mate dat sprake is van een ernstige bedreiging in haar ontwikkeling. De Raad is van mening dat de ouders op dit moment voldoende bereid en in staat zijn om onder eigen verantwoordelijkheid die bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Het is belangrijk dat er hulpverlening wordt ingezet voor [minderjarige] zelf, maar ook voor de ouders. De Raad adviseert de inzet van Juvent voor casusregie en een traject van ouderschapsbemiddeling voor de ouders. Daarnaast adviseert de Raad de inzet van een kindbehartiger voor [minderjarige] om haar gedrag op school te monitoren met eventuele inzet voor verdere hulpverlening. Wat betreft de zorgregeling voert de Raad aan dat een zorgregeling met beide ouders het meeste in het belang is van [minderjarige] . De Raad acht de zorgregeling op basis van co-ouderschap die door de rechtbank bij beschikking van 15 februari 2024 is vastgelegd momenteel het meest tegemoet komen aan de belangen van [minderjarige] . De Raad kan op dit moment nog geen uitspraak doen over welke zorgregeling op termijn het meest in het belang van [minderjarige] is. Er moet eerst gewerkt worden aan de communicatie en herstel van vertrouwen tussen de ouders door middel van inzet van hulpverlening in de vorm van ouderschapsbemiddeling. Binnen de hulpverlening moet worden bezien naar welke zorgregeling moet worden toegewerkt en of dit een zorgregeling moet zijn tussen [minderjarige] en haar moeder of tussen [minderjarige] en haar vader. Ook ten aanzien van een definitief advies omtrent het hoofdverblijf van [minderjarige] acht de Raad de bevindingen van de hulpverlening noodzakelijk. Om die reden adviseert de Raad de verzoeken omtrent het hoofdverblijf en de zorgregeling aan te houden voor de duur van zes maanden, in afwachting van de resultaten van de hulpverlening. Na zes maanden kan de Raad een definitief advies uitbrengen omtrent het hoofdverblijf en de zorgregeling en de school. Ook adviseert de Raad de behandeling van het verzoek van de man tot wijziging van de school aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening.
4.3
Door en namens de man wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij het niet eens is met het rapport van de Raad en de wijze waarop de Raad het onderzoek heeft uitgevoerd. Er is maar een half uur met [minderjarige] gesproken en ook nog niet eens door een gedragswetenschapper, maar door de raadsonderzoeker zelf. De Raad stelt dat is gesproken met de man, de vrouw en andere belangrijke volwassenen in het leven van [minderjarige] , maar dit laatste is in het geheel niet gebeurd. Een grote omissie is dat is nagelaten met de juf zelf te spreken en dat is volstaan met het laten invullen van een vragenlijst. De conclusie van de Raad dat [minderjarige] door het loyaliteitsconflict waar ze zich in bevindt de keuze lijkt te maken voor één van haar ouders is niet goed onderbouwd. [minderjarige] geeft al vanaf 2022 aan dat ze bij haar vader wil wonen, maar dat ze met haar moeder regelmatig contact wil hebben. Dit is al ruim voordat de man een procedure tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] is gestart. [minderjarige] geeft al sinds 2022 aan dat ze zich niet prettig voelt op school. Het onderzoek van de Raad mist voldoende diepgang en onderbouwing en de gestelde vragen blijven onbeantwoord. De man merkt aan [minderjarige] dat ze echt moet wennen nadat ze een week bij haar moeder is geweest. Ze wil zoveel dingen inhalen die ze bij haar moeder niet mag. Het verschil in opvoeding is erg groot. De overdracht van [minderjarige] vindt plaats op school. De man brengt [minderjarige] naar school en de vrouw haalt haar daar op. De man brengt na school de spullen van [minderjarige] bij de vrouw. Als de wisseldag niet op school plaatsvindt dan komt de vrouw [minderjarige] met de scooter bij hem ophalen. Partijen zouden vorige week een afspraak bij de mediator hebben. Die heeft de man afgezegd omdat hij de uitkomst van de mondelinge behandeling wilde afwachten. De man communiceert via Whatsapp met de vrouw. Op praktische, simpele vragen krijgt de man direct antwoord. Op moeilijkere dingen geeft de vrouw geen antwoord. De man wil niet op een andere wijze dan schriftelijk met de vrouw communiceren. De man wil meewerken aan de door de Raad geadviseerde hulpverlening. Hij heeft het aanmeldformulier nog niet ingediend omdat hij nog een aantal vragen had. Ook in het advies van de Raad tot ouder-begeleiding kan de man zich vinden. De man vindt het echter bijzonder schadelijk voor [minderjarige] wanneer de rechtbank de beslissing op de verzoeken aanhoudt in afwachting van de resultaten van de hulpverlening. Het is van belang dat [minderjarige] met ingang van het nieuwe schooljaar op haar nieuwe school kan starten en dat zij vanaf dat moment ook haar hoofdverblijf bij de man heeft. Ten aanzien van het hoofdverblijf is er door de man wel degelijk voldoende subjectieve en objectieve onderbouwing gegeven voor de zorgen in de opvoedsituatie bij de vrouw. Met de hulpverlening die is en wordt ingezet kan er tussen de voruw en [minderjarige] een weekend-regeling worden uitgevoerd. Het hoofdverblijf van [minderjarige] dient echter bij de man te zijn.
4.4
Door en namens de vrouw wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de vrouw zich wel kan vinden in het onderzoek dat de Raad heeft verricht. Dit onderzoek is wel juist en volledig gebeurd. Ook de school van [minderjarige] heeft op een juiste wijze informatie verschaft. De vrouw herkent het loyaliteitsconflict bij [minderjarige] . [minderjarige] geeft al langer verschillende signalen af. Dit blijkt ook uit de verslagen van SMWO. Eerst was de wens van [minderjarige] dat er een zorgregeling op basis van co-ouderschap zou worden uitgevoerd. Daarna was het haar wens om bij haar vader te gaan wonen. Die wens lijkt ingegeven te zijn door de man en diens partner maar ook door de wens van [minderjarige] zelf om op een nieuwe school te starten. Na een week bij haar vader te hebben verbleven moet [minderjarige] ook bij de vrouw altijd weer schakelen. De vrouw merkt aan [minderjarige] dat ze het fijn vindt om ook veel contact met de vrouw te hebben. De vrouw denkt dat er bij [minderjarige] sprake is van kindeigen problematiek, maar daarmee komt ze zich op een nieuwe school ook weer tegen. Op de huidige school kennen ze haar. Ze zit in een sociale klas en ze wordt geaccepteerd om wie ze is. De vrouw vindt het niet in het belang van [minderjarige] dat ze nu van school wisselt. De vrouw snapt dan ook dat de Raad zegt dat [minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en daardoor kiest voor één van de ouders. [minderjarige] geeft aan de vrouw aan dat ze het gevoel heeft dat ze van haar vader moet zeggen dat ze graag bij hem wil wonen. De vrouw vindt het van belang dat eerst de door de Raad geadviseerde hulpverlening wordt ingezet voordat de rechtbank een beslissing neemt. De vrouw is geschrokken van de stukken die de man heeft ingediend. Hieruit blijkt van controledwang vanuit de man richting haar. De vrouw vraagt zich af hoe partijen op deze manier op een onbevangen manier met elkaar in gesprek kunnen gaan. De vrouw wordt getriggerd door uitlatingen die de man doet en dan zit ze heel erg hoog in haar emoties en zegt ze soms dingen waar ze achteraf spijt van heeft. De vrouw probeert deze situaties voortaan te vermijden. Het delen van zulke stukken voert de strijd alleen maar op. De vrouw betwist dat [minderjarige] niet met kinderen speelt buitenom school. Dit doet ze wel degelijk. De vrouw heeft het gevoel dat zij zich telkens moet verantwoorden ten opzichte van de man. De vrouw kan zich vinden in parallel solo ouderschap. Omdat de man te pas en te onpas vragen stelt aan de vrouw heeft de vrouw ervoor gekozen om alleen te antwoorden op berichten omtrent [minderjarige] die echt noodzakelijk zijn. De vrouw staat achter het inschakelen van een kindbehartiger voor [minderjarige] en op het aangaan van een traject van ouderschapsbemiddeling. De vrouw staat achter het advies van de Raad om de beslissing op de verzoeken aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening.
4.5
Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de Raad dat [minderjarige] meerdere malen haar wens bij haar vader te gaan wonen en te wisselen van school, heeft uitgesproken. De Raad ziet dat de wens van [minderjarige] wordt ingevuld door de strijd tussen de ouders. De Raad beseft dat er onrust en onduidelijkheid voor [minderjarige] blijft bestaan over of haar wens wordt ingewilligd. De Raad vindt het cruciaal dat er hulpverlening wordt ingezet voor [minderjarige] . Door de inzet van die hulpverlening hoopt de Raad dat [minderjarige] geholpen kan worden met de vraagstukken waar ze mee zit. De Raad hoopt dat de strijd tussen de ouders gaat liggen en dat de noodzaak bij [minderjarige] om te kiezen voor één ouder, wordt weggenomen. De inzet van hulpverlening prevaleert boven de wensen die [minderjarige] heeft. De Raad hoopt dat door de inzet van hulpverlening de zorgen worden weggenomen en dat er daarmee duidelijkheid voor [minderjarige] ontstaat en dat de ouders in het traject van ouderschapsbemiddeling samen keuzes ten behoeve van [minderjarige] kunnen maken. Ook de wisseling van school van [minderjarige] kan in dat traject worden meegenomen. De Raad complimenteert de ouders dat zij bereid zijn om de geadviseerde hulpverleningstrajecten te gaan volgen. De Raad heeft onderhavig onderzoek op de reguliere wijze uitgevoerd. Het is gebruikelijk dat in een dergelijk onderzoek één keer met de ouders wordt gepraat en dat de raadsonderzoeker zelf het kindgesprek voert. De gedragswetenschapper van de Raad wordt niet zomaar ingezet. Het is daarnaast ook gebruikelijk dat inlichtingen bij een school via schriftelijke weg worden opgevraagd. De Raad heeft besloten geen ondertoezichtstelling te verzoeken. Wel geldt een terugmeldafspraak voor de casusregisseur. Het baart de Raad wel zorgen dat de ouders de aanmelding bij TIM nog niet hebben ingediend. Welk besluit de rechtbank ook zal nemen, het is van belang dat beide ouders het hulpverleningstraject gaan volgen. Ook tijdens de mondelinge behandeling merkt de Raad dat er sprake is van strijd tussen de ouders. Het is van belang dat de ouders met behulp van bemiddeling gaan kijken naar ieders eigen aandeel in de situatie. De Raad handhaaft dan ook de adviezen die gedaan zijn in het rapport van 8 mei 2024 en verzoekt de behandeling van de verzoeken aan te houden voor de duur van 6 maanden. De Raad kan dan over 6 maanden, met de resultaten uit de hulpverlening, een nader advies uitbrengen.
Inhoudelijke beoordeling
4.6
Op grond van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank volgt de man niet in diens standpunt dat het onderzoek door de Raad niet op de juiste wijze is uitgevoerd. De Raad heeft een onderzoek verricht zoals gebruikelijk is in procedures als onderhavige en het onderzoek is volgens de normen die de Raad daarvoor hanteert, uitgevoerd. De Raad heeft dit ook voldoende toegelicht tijdens de mondelinge behandeling. Met de man is de rechtbank wel van oordeel dat het jammer is dat de verslagen van het SMWO niet zijn meegenomen in het onderzoek van de Raad. Dat maakt echter niet dat het rapport van de Raad niet kan worden gebruikt bij de beoordeling van de zaak.
4.7
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment te vroeg is om een definitieve beslissing te nemen op de verzoeken van de man. Hiervoor moeten de resultaten van de in te zetten hulpverlening worden afgewacht. De rechtbank neemt het advies van de Raad over. Op dit moment is nog niet helder of en zo ja, in welke mate de wens van [minderjarige] om bij haar vader te gaan wonen is ingegeven door de spanningen tussen de ouders en het loyaliteitsconflict waar zij zich in bevindt. Het is belangrijk dat de ouders de door de Raad geïndiceerde hulpverlening gaan volgen en dat voor [minderjarige] een kindbehartiger wordt ingezet zodat zij zich ook voldoende gehoord voelt en een stem krijgt. De rechtbank hoopt dat de ouders op zeer korte termijn kunnen starten met het traject van ouderschapsbemiddeling en dat ook de casusregie snel aan zal vangen. Over zes maanden moet er meer duidelijkheid zijn omtrent de resultaten van de hulpverlening zodat de Raad nader kan adviseren. De rechtbank begrijpt de wens van de man dat voor aanvang van het nieuwe schooljaar wordt beslist op de verzoeken van de man, maar is van oordeel dat, hoe lastig de situatie voor haar ook is, het van [minderjarige] nog verlangd kan worden om na de zomervakantie op haar huidige school te blijven. De rechtbank hoopt dat de inzet van een kindbehartiger [minderjarige] gaat helpen om om te gaan met de spanningen tussen haar ouders en met haar wens om van school te wisselen.
4.8
De rechtbank zal de behandeling van de verzoeken van de man aanhouden tot
dinsdag 17 december 2024 PRO FORMA,in afwachting van een nader rapport van de Raad. De advocaten van partijen zullen dan in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken na indiening van het rapport schriftelijk op dit rapport te reageren en hun wensen omtrent het verdere procesverloop kenbaar te maken. Indien partijen een nadere mondelinge behandeling wensen verzoekt de rechtbank hen in hun bericht aan de rechtbank eveneens hun verhinderdata over de maanden december 2024 tot en met februari 2025 kenbaar te maken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
houdt de behandeling van deze zaak aan tot 17 december 2024 pro forma, in afwachting van het nader rapport van de Raad;
5.2
verzoekt (de advocaten van) partijen binnen twee weken na ontvangst van het rapport van de Raad schriftelijk hun standpunt en hun wensen ten aanzien van het verdere procesverloop kenbaar te maken, en indien een nadere mondelinge behandeling wordt gewenst, vergezeld met hun verhinderdata over de maanden december 2024 tot en met februari 2025.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.