ECLI:NL:RBZWB:2024:5472

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/421139 / FA RK 24-1696
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
  • mr. Holierhoek
  • mr. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verzoeken van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing met haar minderjarige kinderen naar [plaats 3]. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M.J. Boers, verzocht om toestemming voor de verhuizing en inschrijving van de kinderen op nieuwe scholen. De man, de vader van de kinderen, verzet zich tegen de verhuizing en stelt dat dit in strijd is met de belangen van de kinderen en het contact met hem zal schaden. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen, omdat de verhuizing de belangen van de minderjarigen zou schaden. De rechtbank oordeelt dat de verhuizing niet noodzakelijk is en dat de persoonlijke wensen van de vrouw niet opwegen tegen de belangen van de kinderen en de man. De rechtbank benadrukt het belang van het contact tussen de kinderen en hun vader en de negatieve gevolgen die de verhuizing zou hebben op het contactherstel tussen de oudste minderjarige en de man. De rechtbank wijst ook op de noodzaak van een goede communicatie tussen de ouders en concludeert dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing in het belang van de kinderen is. De rechtbank wijst de verzoeken van de vrouw af en bevestigt de bestaande zorgregeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/421139 / FA RK 24-1696
datum uitspraak: 4 juli 2024
beschikking betreffende vervangende toestemming verhuizing, vervangende toestemming inschrijving school en wijziging zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. M.J. Boers te ‘s-Gravenzande,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 2] ,
over de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren te [plaats 2] op [geboortedag 1] 2007, hierna: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] ,geboren te [plaats 2] op [geboortedag 2] 2010, hierna: [minderjarige 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 3 april 2024 ontvangen verzoek tot vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school alsmede wijziging zorgregeling, met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn door de meervoudige kamer van de rechtbank mondeling behandeld op 4 juni 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad.
1.3
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de voorzitter van de meervoudige kamer op 30 mei 2024 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken over de verzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter van de meervoudige kamer samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld, voor zover [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat wilden. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
2.2
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
2.4
Bij beschikking van 9 augustus 2016 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat de regelingen uit het door partijen op 27 juni 2016 ondertekende ouderschapsplan onderdeel uitmaken van de beschikking.
2.5
In voornoemd ouderschapsplan zijn partijen – onder meer - overeengekomen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben en dat ouders mogen verhuizen mits de zorgregeling niet in het geding komt en dat er binnen een straal van 25 kilometer mag worden verhuisd. Ook zijn partijen in dit ouderschapsplan een zorgregeling overeengekomen op basis waarvan de minderjarigen in de even weken één weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag 16.00 uur tot maandagochtend en van woensdagmiddag 12.00 uur tot donderdagochtend voor school en in de oneven weken van dinsdagmiddag uit school tot woensdagochtend voor school bij de man verblijven.
2.6
Momenteel voeren partijen een zorgregeling uit op basis waarvan [minderjarige 2] in de even weken van vrijdag 16.30 uur tot maandagochtend voor school en in alle weken van donderdag uit school tot vrijdag voor school bij de man verblijft. [minderjarige 1] heeft momenteel geen contact met haar vader.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt:
- aan haar vervangende toestemming te verlenen, die de toestemming van de man vervangt, met [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [plaats 2] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2010 te [plaats 2] , te verhuizen naar [plaats 3] ( [gemeente] ) aan de [adres] ( [postcode] );
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [plaats 2] in te schrijven op [school 1] in [plaats 4] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2010 te [plaats 2] in te schrijven op [school 2] te [plaats 5] ( [gemeente] );
- de tussen partijen in onderling overleg getroffen zorgregeling te wijzigen in die zin dat deze voortaan komt de luiden als volgt:
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2010 te [plaats 2] verblijft bij de man:
- in de even weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur;
- de helft van de feestdagen, in onderling overleg door partijen te bepalen;
- tijdens de schoolvakanties: overeenkomstig de in onderling overleg getroffen zorgregeling, met in onderling overleg te bepalen extra dagen;
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [plaats 2] verblijft bij de man wanneer zij zulks wenst en dit ook voor partijen past.
3.2
De man is het niet eens met de verzoeken van vrouw en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de vrouw wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. De vrouw heeft al zo’n 5 jaar een relatie met haar partner. De partner van de vrouw woont in [plaats 3] , samen met zijn zoons van 15 en 18 jaar oud. De vrouw wil graag gaan samenwonen met haar partner. De man verleent geen toestemming voor de verhuizing van de vrouw met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats 3] en voor inschrijving van [minderjarige 2] op [school 2] in [plaats 5] en van [minderjarige 1] op [school 1] in [plaats 4] . De vrouw heeft een noodzaak om te verhuizen. Zij komt uit de omgeving van [plaats 6] . Zij is voor de man naar Zeeland verhuisd. Ze wil haar leven verder opbouwen en met haar partner gaan samenwonen. De verhuizing maakt het leven in financiële zin voor haar ook gemakkelijker. De vrouw heeft de verhuizing goed doordacht en voorbereid. Zij heeft al jaren met de kinderen in de woning van haar partner doorgebracht. De kinderen hebben daar ieder hun eigen kamer. De vrouw heeft ook nagedacht over de voorzieningen daar en over de scholen. De vrouw heeft haar eigen wens tot samenwonen ondergeschikt gemaakt aan het belang van [minderjarige 1] om haar mavo af te ronden zodat zij niet van school hoefde te wisselen. Beide kinderen willen graag naar [plaats 3] verhuizen. De partner van de vrouw heeft al jarenlang zijn (familie)bedrijf in [plaats 3] en een co-ouderschapsregeling voor zijn jongste zoon, zodat hij niet naar [plaats 1] kan verhuizen. Ook heeft de woning van de partner voldoende ruimte voor alle vier de kinderen. De woning van de vrouw in [plaats 1] niet. De vrouw is van mening dat de communicatie tussen partijen goed is. Zij kunnen over allerlei zaken rondom de kinderen overleggen, alleen zijn de verhuizing en de vervangende toestemming voor inschrijving nu het hete hangijzer tussen partijen. Sinds 21 augustus 2020 gaat [minderjarige 1] niet meer naar de man toe. De verhuizing naar [plaats 3] zal dus geen invloed hebben op de contacten tussen de man en [minderjarige 1] . De zorgregeling tussen de man en [minderjarige 2] kan gewoon doorgaan in de woning van de man en de verdeling van de zorgtaken kan ongewijzigd blijven. De zorgregeling zal iets moeten worden aangepast, waarvoor de vrouw bereid is de man te compenseren. De vrouw stelt zich voor dat [minderjarige 2] dan in de schoolvakanties wat vaker bij de man kan zijn en de vrouw is bereid het vervoer op zich te nemen. Dit moet dan uiteraard wel met de man en [minderjarige 2] worden besproken, omdat [minderjarige 2] ook steeds meer van huis is en haar eigen vriendinnen heeft waarmee ze ook in de vakanties af wil spreken. [minderjarige 2] vult haar leven ook steeds meer op haar eigen manier in. Wat betreft de school voor [minderjarige 1] geeft de vrouw aan dat haar school gesitueerd is op een afdeling op de tweede verdieping in het schoolgebouw. Het is een schoolgebouw van drie verdiepingen maar haar eigen verdieping is klein en overzichtelijk.
4.2
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw. De man had nooit kunnen vermoeden dat er na twee eerdere procedures nu opnieuw een procedure aanhangig zou worden gemaakt. Een eerder verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor een verhuizing is zowel door de rechtbank als door het hof in hoger beroep, afgewezen. De man wil zijn kinderen niet verliezen en hij wil zijn vaderrol blijven invullen. In het ouderschapsplan zijn partijen niet voor niets overeengekomen dat zij niet verder dan 25 kilometer van elkaar zullen wonen en zijn partijen overeengekomen dat zij het ouderschap gezamenlijk zullen invullen. De vechtscheiding tussen partijen heeft de man zoveel energie en geld gekost, dat hij ervoor heeft gekozen zonder advocaat verweer te voeren tegen de verzoeken van de vrouw. De man begrijpt de wens van de vrouw om haar leven verder op te bouwen bij haar partner. Maar [plaats 3] is dermate ver weg dat deze verhuizing alle door partijen gemaakte afspraken teniet zal doen, en belangrijker nog, dat het contact tussen de man en [minderjarige 2] zal veranderen. De man wil geen weekendvader worden maar ook doordeweeks betrokken blijven bij [minderjarige 2] en haar school en hobby’s. Als [minderjarige 2] in [plaats 3] woont dan zal ze, naar het gevoel van de man, slechts op bezoek bij hem komen en zal ook het contact met opa en oma minder worden. Tussen de man en [minderjarige 1] is sprake van licht contactherstel. Afgelopen jaar is [minderjarige 1] samen met [minderjarige 2] en de vrouw bij hem op bezoek geweest. [minderjarige 2] moest geopereerd worden en was bij de man na afloop van de operatie. Toen is aan [minderjarige 1] voorgesteld om haar zus samen met haar moeder te bezoeken bij de man omdat dit misschien het moment zou zijn om elkaar weer te zien. De man heeft dit contactmoment als heel goed en ontspannen ervaren. Daarna zijn er nog van zulke contactmomenten geweest tussen de man en [minderjarige 1] . Na deze momenten is [minderjarige 1] ook zelf nog bij de man langs geweest. Dat was op een zondagavond. Ze belde aan en [minderjarige 2] , die toen bij de man was, deed de deur open en toen stond [minderjarige 1] voor de deur. Ze liet de man haar brommerrijbewijs zien en vertelde dat ze een nieuwe brommer had gekocht. [minderjarige 1] was heel vrolijk en het was een leuk, ontspannen contactmoment. [minderjarige 1] is daarna nog naar de ouders van de man, die ze ook al heel lang niet meer had gezien, gereden om hen ook haar rijbewijs te laten zien. Sinds deze procedure is gestart, zijn deze spontane momenten weer gestopt. De man is bezorgd dat als de vrouw met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] naar [plaats 3] verhuist, deze spontane bezoeken door [minderjarige 1] helemaal niet meer door kunnen gaan en het prille contactherstel dat zich nu heeft ingezet, weer teniet gaat. De man begrijpt wel waarom [minderjarige 2] en [minderjarige 1] aangeven dat ze graag naar [plaats 3] willen verhuizen. Zij zijn heel empathisch en loyaal richting hun moeder. Hoewel partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen dat geen van hen zou verhuizen voor het 18e levensjaar van de kinderen is de man bereid om te kijken naar een tussenoplossing. Hij vraagt zich af waarom de vrouw niet nog 3 jaar een LAT-relatie met haar partner aan kan gaan zodat [minderjarige 2] haar schoolperiode op de huidige school kan afmaken. De school waar de vrouw [minderjarige 1] wil gaan inschrijven is een heel grote school. Gebleken is dat [minderjarige 1] juist behoefte heeft aan een kleinere school met meer persoonlijke aandacht. Ook stemt de man niet in met de school waar de vrouw [minderjarige 2] wil inschrijven omdat deze slecht staat aangeschreven. De man kan dan ook niet instemmen met de door de vrouw voorgestelde scholen.
4.3
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat hij zich zorgen maakt over de door de vrouw voorgenomen verhuizing. De noodzaak voor de verhuizing is voornamelijk gelegen in de wens van de vrouw om te gaan samenwonen met haar partner. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geworteld in de omgeving van de man en de vrouw en gaan hier naar school. Zij kunnen zich hier vrij bewegen tussen hun moeder en hun vader en zijn familie. Kijkend naar de alternatieven die de vrouw aanbiedt vraagt de Raad zich af of die wel passend zijn gelet op het feit dat de meiden steeds zelfstandiger worden en hun eigen leven gaan invullen. De Raad vraagt zich af of [minderjarige 2] (en mogelijk op termijn [minderjarige 1] ) het wel ziet zitten om in de vakanties het grootste deel van de tijd bij haar vader te zijn om zo de negatieve effecten van de verhuizing op de zorgregeling te compenseren. Het kan zijn dat dit juist voor wrijving tussen de man en [minderjarige 2] gaat zorgen. Ook het prille contactherstel tussen [minderjarige 1] en de man komt door de verhuizing in het gedrang. [minderjarige 1] is immers al spontaan bij de man langs gegaan en dat kan ook gelet op de afstand tussen de huidige woonplaatsen van partijen. Als de vrouw met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in [plaats 3] woont kan [minderjarige 1] niet meer zomaar spontaan bij de man langsgaan. De Raad denkt dat een verhuizing een negatief effect zal hebben op het ingezette contactherstel. De Raad heeft gemerkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] best wel bezig zijn met de verhuizing en maakt zich dan ook zorgen of en zo ja in hoeverre zij de man de schuld zullen geven mocht de vervangende toestemming voor de verhuizing niet worden verleend.

5.De beoordeling

Verhuizing
5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders brengt mee dat de ene ouder voor het wijzigen van de woonplaats van een kind toestemming van de andere ouder behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechter – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901). In de jurisprudentie zijn criteria ontwikkeld aan de hand waarvan een voorgenomen verhuizing moet worden beoordeeld. Dat zijn onder meer:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.2
De rechtbank merkt allereerst op dat de vrouw uiteraard het recht heeft om haar verblijfplaats te kiezen en een nieuw leven op te bouwen. De wens van de vrouw om haar nieuwe leven met en bij haar nieuwe partner op te bouwen betekent echter niet dat daarmee een noodzaak voor een verhuizing naar [plaats 3] is gegeven. De wens van de vrouw tot verhuizing naar [plaats 3] betreft voornamelijk een persoonlijke wens. Vanwege het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen dient de vrouw echter niet alleen rekening te houden met haar persoonlijke wensen, maar ook met andere belangen, waaronder de belangen van de minderjarigen en de man. De persoonlijke wens van de vrouw moet worden afgewogen tegen de belangen van de man en de minderjarigen.
5.3
De verhuizing van de vrouw naar [plaats 3] brengt grote gevolgen met zich. De man heeft op basis van de huidige zorgregeling regelmatig contact met [minderjarige 2] . [minderjarige 2] heeft nu ook doordeweeks contact met haar vader. De man heeft aangevoerd dat hij graag op die manier betrokken wil blijven bij het leven van [minderjarige 2] en dat hij ook graag doordeweeks bij haar dagelijkse bezigheden betrokken wil zijn. De rechtbank overweegt dat dit niet meer mogelijk is als [minderjarige 2] naar [plaats 3] verhuist. De manier waarop de zorgregeling nu is ingedeeld stelt de man in staat om betrokken te zijn bij het leven van [minderjarige 2] , waarbij [minderjarige 2] tegelijkertijd veel vrijheid heeft om haar eigen agenda te volgen.
5.4
De rechtbank acht de door de vrouw geboden compensatie niet reëel. Het voorstel van de vrouw zou betekenen dat [minderjarige 2] een groot deel van de vakanties bij de man moet doorbrengen. Dit strookt niet met de opmerking van de vrouw dat [minderjarige 2] steeds meer een eigen leven krijgt en haar tijd zelf wil indelen. Ook geldt dat de vrouw enerzijds aangeeft dat [minderjarige 2] haar eigen agenda krijgt en anderzijds verwacht dat er meer quality time komt tussen de man en [minderjarige 2] . Dit verhoudt zich niet tot elkaar. Naar het oordeel van de rechtbank zal [minderjarige 2] inderdaad steeds meer haar eigen agenda krijgen en zal zij steeds minder geneigd zijn om weekenden speciaal vrij te houden voor haar vader. [minderjarige 2] is op een leeftijd dat zij zelf bepaalt wanneer en met wie zij afspreekt. Zij heeft sportafspraken en krijgt steeds meer een eigen leven. Ook tijdens de vakanties krijgt [minderjarige 2] steeds meer een eigen leven en vult zij die meer op haar eigen manier in. Ook zal [minderjarige 2] een deel van de vakanties met de vrouw en [minderjarige 1] willen doorbrengen.
5.5
Daarnaast zal een verhuizing naar [plaats 3] afbreuk doen aan het prille contactherstel tussen de man en [minderjarige 1] . De rechtbank leidt uit hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht af dat op het moment dat partijen als ouders positief contact hebben met elkaar en zij het goede voorbeeld geven, [minderjarige 1] tot contact komt met haar vader. Nadat de vrouw samen met [minderjarige 1] naar de man is gegaan, is [minderjarige 1] daarna spontaan bij de man op bezoek geweest. Dit prille contactherstel is gestopt op het moment dat de vrouw onderhavige procedure aanhangig heeft gemaakt. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat daarmee het voorzichtige contactherstel tussen [minderjarige 1] en de man is doorkruist. Dat betreurt de rechtbank. Het is immers voor de (identiteits)ontwikkeling van minderjarigen van groot belang dat zij positief, veilig en onbelast contact hebben met beide ouders. De vrouw dient zich te realiseren dat het haar verantwoordelijkheid blijft om daarin te investeren. Een verhuizing naar [plaats 3] maakt het vrijwel onmogelijk om te investeren in het contactherstel tussen [minderjarige 1] en de man. De vrouw lijkt zich dat onvoldoende te realiseren en niet duidelijk is geworden op welke manier de vrouw aan die verantwoordelijkheid invulling zal geven als zij eenmaal is verhuisd. Bovendien zal de vrouw, als zij eenmaal in [plaats 3] woont, dan minder in staat zijn om het goede voorbeeld te geven en in het bijzijn van de minderjarigen ontspannen (fysiek) contact te hebben met de man.
5.6
Een verhuizing naar [plaats 3] zal ook grote gevolgen hebben voor de schoolkeuze voor [minderjarige 1] . Gebleken is dat [minderjarige 1] niet kon aarden op een eerdere grote middelbare school en dat zij daarom is overgestapt naar een kleinere school. Toch zal zij in [plaats 4] naar een grotere school gaan. De rechtbank begrijpt dat er een verdieping is aangewezen voor die opleiding, maar feit blijft dat er elke dag een grote groep studenten de school zal binnenkomen en dat [minderjarige 1] zich ook in die groepsdynamiek staande moet zien te houden.
5.7
De rechtbank vindt het positief dat partijen een mediationtraject zijn aangegaan. Partijen zijn als ouders in staat om op een redelijke manier met elkaar te overleggen. Tegelijkertijd stelt de vrouw dat zij de communicatie goed vindt en de man stelt dat hij de communicatie slecht vindt. Aan de hand van de voorbeelden die de vrouw heeft toegelicht tijdens de mondelinge behandeling – zoals dat zij de man gelijk heeft opgezocht na een gesprek op school en dat zij een e-mail stuurt om de man te informeren over vaccinaties – stelt de rechtbank vast dat partijen geen onbelast contact met elkaar hebben. Een voorbeeld daarvan is dat de vrouw de man niet heeft geïnformeerd over het feit dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn uitgenodigd voor een gesprek met de voorzitter van de meervoudige kamer. Op het moment dat partijen verder uit elkaar wonen is een vrije en onbelaste manier van communiceren, zodat de man ook in staat wordt gesteld nauw betrokken te blijven bij het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zeer belangrijk. De rechtbank constateert dat van een dergelijke wijze van communiceren tussen partijen geen sprake is.
5.8
De rechtbank komt na een afweging van alle betrokken belangen en toetsend aan de criteria als vermeld in rechtsoverweging 5.1 tot het oordeel dat het verzoek van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met de minderjarigen naar [plaats 3] , moet worden afgewezen.
5.9
Nu geen vervangende toestemming wordt verleend voor de verhuizing van de minderjarigen naar [plaats 3] , zal evenmin vervangende toestemming worden verleend voor inschrijving van [minderjarige 1] op het [school 1] in [plaats 4] en voor inschrijving van [minderjarige 2] op [school 2] in [plaats 5] . De verzoeken van de vrouw daartoe zullen dan ook worden afgewezen.
Zorgregeling
5.1
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van een ouder aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
5.11
Ingevolge artikel 1:253a lid 2 BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
5.12
Op grond van artikel 1:253a lid 4 is artikel 1:377e van overeenkomstige toepassing. In artikel 1:377e BW staat dat de rechtbank op verzoek van een ouder een bestaande zorgregeling kan veranderen als de omstandigheden zijn veranderd of als de rechtbank die regeling heeft vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledige gegevens.
5.13
Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven.
5.14
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of sprake is van een wijziging van omstandigheden die maakt dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat sprake is van een wijziging van omstandigheden omdat zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] niet langer op basis van de huidige zorgregeling contact met de man hebben en partijen de vastgelegde zorgregeling derhalve niet langer uitvoeren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek tot wijziging van de zorgregeling.
5.15
De rechtbank stelt vast dat een vergelijk tussen partijen niet mogelijk is gelet op de standpunten van partijen zoals (verder) toegelicht ter gelegenheid van de mondelinge behandeling.
5.16
De rechtbank zal van de huidige onderling afgesproken zorgregeling, die afwijkt van de regeling die partijen in het ouderschapsplan hebben afgesproken, uitgaan. De rechtbank begrijpt het verzoek van de vrouw tot wijziging van de huidige zorgregeling aldus dat de wekelijkse contactmomenten tussen de man en [minderjarige 2] worden beperkt en dat het aan [minderjarige 1] zelf moet worden overgelaten om te bepalen of en zo ja, op welke wijze zij contact met de man heeft. Het verzoek van de vrouw is mede gebaseerd op de situatie dat zij met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in [plaats 3] woont en uitvoering van de huidige zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 2] niet meer haalbaar is. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige 2] dat juist de doordeweekse contactmomenten met haar vader in stand blijven. Dit is één van de redenen waarom de rechtbank het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor de verhuizing zal afwijzen. De rechtbank vindt de wijziging van de huidige zorgregeling die de vrouw ten aanzien van [minderjarige 2] voor ogen heeft, dan ook niet in het belang van [minderjarige 2] nu die doordeweekse contactmomenten worden ingeperkt. Er zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen waaruit kan worden afgeleid dat anders dan in geval van verhuizing deze doordeweekse contactmomenten niet meer in het belang van [minderjarige 2] zijn. De rechtbank zal dat verzoek dan ook afwijzen.
5.17
Ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de zorgregeling met betrekking tot [minderjarige 1] oordeelt de rechtbank dat gebleken is dat de in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling al jarenlang niet meer wordt uitgeoefend. Er is sprake (geweest) van pril contactherstel tussen de man en [minderjarige 1] . De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] dat bij haar de ruimte wordt gelaten om het contact met haar vader zelf in te kleden. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] dan ook toewijzen.
5.18
De rechtbank zal de beslissing ten aanzien van de zorgregeling met [minderjarige 1] uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige 1] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
Overwegingen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
5.19
De rechtbank vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf van haar te horen krijgen wat er in deze procedure wordt beslist maar ook dat de andere betrokkenen weten wat de rechtbank hierover aan hen terugkoppelt. Hierna zal de rechtbank zich daarom tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] richten. Deze tekst zal worden overgenomen in een brief, die naar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt gestuurd.
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
Jullie moeder heeft aan de rechtbank toestemming gevraagd om met jullie te mogen verhuizen naar [plaats 3] . Jullie zouden dan ook daar in de buurt naar school gaan. Als jullie zouden verhuizen, zou volgens jullie moeder ook het contact met je vader (dat wordt de zorgregeling genoemd) moeten wijzigen.
Voordat we daarover een beslissing hebben genomen, hebben we eerst goed geluisterd naar jullie zelf, jullie ouders en de Raad voor de kinderbescherming. Bij het nemen van de beslissing hebben wij als kinderrechters de opdracht om de belangen van minderjarige kinderen te bewaken. Dat staat in de Nederlandse wet en in internationale wetten. Bijvoorbeeld in artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind. Dat verdrag kun je lezen op www.wetten.nl.
Nadat we alles tegen elkaar hebben afgewogen, hebben wij besloten dat we het geen goed idee vinden als jullie verhuizen naar [plaats 3] . We zullen uitleggen waarom.
Jullie zien de verhuizing allebei wel zitten en jullie zien geen nadeel voor het contact met jullie vader. Daar denken wij anders over.
Als jullie gaan verhuizen zal het contact tussen jou, [minderjarige 2] , en je vader beperkt blijven tot het weekend. Maar juist in die dagen zal jij de komende jaren steeds meer je eigen agenda gaan hebben. Doordat je nu in de buurt van je vader naar school gaat en ook woont, kan je vader daar betrokken bij zijn, zonder dat je speciaal tijd voor hem vrij hoeft te maken. Andersom geldt natuurlijk dat jij dan ook op een meer vrijblijvende manier met je vader contact kan hebben, door bijvoorbeeld wel bij hem te slapen en af en toe te kletsen, zonder dat je je plannen voor die dagen hoeft af te zeggen. Als je in [plaats 3] zal gaan wonen, zal je daar een sociaal en sportief leven gaan opbouwen, waardoor dat contact met je vader steeds moeizamer en minder zal worden.
Voor jou, [minderjarige 1] , geldt dat we begrepen hebben dat er ongeveer een jaar geleden momenten zijn geweest dat je je vader wel hebt gezien en dat je ook een keer spontaan bij hem bent langsgegaan. Dat is helaas niet verder opgebouwd. Als je gaat verhuizen zullen die spontane momenten minder snel gebeuren. Omdat je ouder bent, heb je al meer je eigen leven en dat zal niet minder worden. Wij willen jou niet de kans ontnemen om – als jij daar behoefte aan hebt – spontaan contact te hebben met je vader.
Voor jullie allebei geldt dat wij geen mogelijkheden zien om het verlies aan contact op een goede manier te compenseren. Dat dat wel belangrijk is, blijkt uit allerlei wetenschappelijk onderzoek. Het is voor kinderen belangrijk om contact met hun vader en moeder te hebben, zodat je je goed kunt ontwikkelen en kunt opgroeien tot een volwassene die op een fijne manier relaties aan kan gaan en op een gezonde manier in het leven staat.
Omdat jullie niet zullen verhuizen, blijft de zorgregeling met jullie vader zoals die nu is.
De kinderrechters.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
wijzigt het door partijen op 27 juni 2016 ondertekende ouderschapsplan voor zover het de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] betreft en bepaalt dat [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te [plaats 2] verblijft bij de man wanneer zij zulks wenst en dit ook voor partijen past;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, voorzitter, mr. Holierhoek en mr. van Noort, allen kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.