Uitspraak
[huurder],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eisende partij, Stichting WonenBreburg, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met de huurder, vertegenwoordigd door Dichtbij B.V. als bewindvoerder, op basis van het aantreffen van harddrugs en een vuurwapen in de woning van de huurder. De huurder, die sinds 15 mei 2020 een woning huurt, had aanvankelijk een tijdelijke overeenkomst die later is omgezet naar een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Tijdens een politie-inval op 9 juli 2023 werden 69,8 gram amfetamine en 9 xtc-pillen aangetroffen, wat leidde tot een bestuursrechtelijke procedure en uiteindelijk de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst.
De kantonrechter oordeelde dat de huurder in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door de woning te gebruiken voor de opslag en/of handel in verdovende middelen. De huurder betwistte de beschuldigingen en stelde dat de aangetroffen drugs niet van hem waren, maar van een bezoeker. De kantonrechter oordeelde echter dat de huurder onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen en dat de aangetroffen middelen voldoende reden gaven voor ontbinding van de huurovereenkomst.
De rechter weegt de belangen van de verhuurder, die verantwoordelijk is voor de leefbaarheid in de buurt, tegen die van de huurder, die eerder dakloos is geweest en psychische problemen heeft. Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de tekortkomingen van de huurder zo ernstig waren dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op acht weken na betekening van het vonnis, om de huurder de kans te geven hulpverlening in te schakelen. De huurder werd ook veroordeeld tot betaling van de huur en proceskosten.