ECLI:NL:RBZWB:2024:5478

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/423085 / JE RK 24-1037
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 28 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland als gecertificeerde instelling, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van negen maanden. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de veiligheid en de ontwikkeling van het kind. De moeder verblijft tijdelijk in een zorginstelling na een escalatie in de thuissituatie, terwijl de minderjarige momenteel bij de vader verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de situatie tussen de ouders is geëscaleerd, wat heeft geleid tot de noodzaak van een verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 12 januari 2025, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de behandeling van het verzoek voor het overige aanhoudt tot 17 december 2024, in afwachting van verdere informatie van de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/423085 / JE RK 24-1037
Datum uitspraak: 28 juni 2024
tussenbeschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 in [plaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. R. Wouters te Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat mr. Ph. van Kampen te Goes.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 juni 2024;
  • de brief met bijlagen van de GI van 25 juni 2024;
- de brief van mr. Van Kampen van 27 juni 2024;
- het F4-formulier van mr. Wouters van 27 juni 2024;
- het e-mailbericht van de GI van 28 juni 2024.
1.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3
Bij beschikking van 12 juli 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 12 juli 2021 en tot 12 april 2022.
2.4
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 31 maart 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 12 april 2023 en tot 12 oktober 2023.
2.5
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 oktober 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 12 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De GI voert in het verzoekschrift aan dat het noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd om zo toe te werken naar een zorgregeling op basis waarvan [minderjarige] structureel bij de vader kan overnachten. Omdat de moeder hier niet aan wil meewerken is de regie vanuit het dwangkader nodig. De GI wil naast het toewerken naar een zorgregeling met overnachting insteken op het verder borgen van hetgeen de ouders tot nu toe geleerd hebben. Tijdens de mondelinge behandeling voert de GI aan dat de situatie tussen de ouders is geëscaleerd nadat de GI is overgegaan tot overnachting van [minderjarige] bij de vader. De moeder heeft zich aan geen enkele aanwijzing van de GI gehouden en er is bij de escalatie bij de vader thuis, in het bijzijn van hulpverlening, zelfs politie aan te pas moeten komen. De moeder verblijft, na een crisismaatregel en thans op vrijwillige basis, tot komende maandag bij [zorginstelling] . [minderjarige] verblijft bij de vader en heeft daar nu al een aantal nachten overnacht. Dit gaat goed. De GI vindt de situatie lastig. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij met beide ouders onbelast contact heeft. De GI weet nog niet hoe het contact met de moeder moet worden opgebouwd als de moeder uit [zorginstelling] is ontslagen, en ook nog niet of [minderjarige] dan weer direct bij de moeder moet worden teruggeplaatst en zo ja, wat dat inhoudt voor de overnachtingen bij de vader. De moeder blijft volharden in haar standpunt dat ze er geen vertrouwen in heeft dat het goed gaat als [minderjarige] bij haar vader overnacht. Het is belangrijk dat de GI de komende maanden nog betrokken blijft om de situatie te monitoren en, als de rechtbank geen richtlijn geeft voor een eventuele voorlopige zorgregeling, met de ouders afspraken te maken over de zorgregeling. De GI vindt daarvoor een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van 6 maanden onder aanhouding van het restant van het verzoek noodzakelijk.
4.2
De vader geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het nodig is dat de GI de komende maanden nog betrokken blijft nu de situatie rondom de overnachtingen is geëscaleerd.
4.3
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat ze geen verweer voert tegen het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling maar dat het wel aan de GI is om de komende periode te zorgen voor de veiligheid van [minderjarige] . Voor de moeder geldt dat de enige manier waarop de veiligheid van [minderjarige] kan worden gewaarborgd is dat er (voorlopig) geen overnachtingen van [minderjarige] bij de vader meer plaatsvinden.
4.4
De Raad adviseert tijdens de mondelinge behandeling om de ondertoezichtstelling te verlengen. Het is nodig dat de GI de situatie monitort nu de situatie is geëscaleerd vanwege de zorgen bij de moeder rondom de overnachtingen van [minderjarige] bij de vader. De Raad vindt het niet in het belang van [minderjarige] om de overnachtingen bij de vader nu on hold te zetten. Door diverse partijen is al geconstateerd dat de overnachtingen van [minderjarige] bij de vader mogelijk zijn en [minderjarige] overnacht momenteel ook bij de vader. Deze overnachtingen verlopen goed. De Raad vindt het niet in het belang van [minderjarige] om zodra de moeder uit [zorginstelling] is ontslagen haar direct weer bij haar moeder te plaatsen. Vanuit de situatie bij de vader moet de GI bekijken welke mogelijkheden er zijn voor het laten plaatsvinden van contact tussen [minderjarige] en de moeder. De Raad wil aandacht vragen voor het welbevinden van de moeder. De moeder heeft hulp nodig bij het verwerken van de overnachtingen van [minderjarige] bij de vader. Voor [minderjarige] is het van belang dat zij onbelast contact heeft met haar beide ouders.

5.De beoordeling

5.1
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Recent heeft een forse escalatie plaatsgevonden rondom de eerste overnachting van [minderjarige] bij de man op [datum] . Hierbij heeft de vrouw een suïcidepoging gedaan ten gevolge waarvan zij bij [zorginstelling] is opgenomen, welke opname tot op heden op vrijwillige basis voortduurt. Als gevolg van die opname verblijft [minderjarige] – behoudens een tweetal overnachtingen bij de grootouders (vz) en een overnachting bij een vriendinnetje – sindsdien bij de vader. Het is van belang dat de GI de situatie tussen de ouders nauwgezet opvolgt en daarvoor is de betrokkenheid van de GI vanuit het dwangkader nodig. Het is aan de GI om daarbij op korte termijn te bezien te kijken of en, zo ja, wanneer [minderjarige] weer bij de vrouw kan terugkeren. De GI dient eerst goed met de vrouw door te nemen op welke wijze de veiligheid van [minderjarige] bij de vrouw kan worden gewaarborgd en daar moeten goede afspraken over worden gemaakt. Vervolgens dient op de ingeslagen weg van de zorgregeling met overnachtingen bij de vader te worden voortgegaan.
5.2
Gelet op het voorgaande acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden noodzakelijk. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van zes maanden en wel tot 12 januari 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter zal het restant van het verzoek aanhouden tot
dinsdag 17 december 2024 PRO FORMA,in afwachting van het schriftelijk bericht van de GI en partijen omtrent de stand van zaken en het door hen gewenste verdere procesverloop.
5.3
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing direct in werking treedt ondanks een eventueel hoger beroep daartoe.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 12 juli 2024 tot 12 januari 2025;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot 17 december 2024 Pro Forma, in afwachting van het schriftelijk bericht van de GI en van partijen zoals omschreven in r.o. 5.2.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2024 door mr. Holierhoek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 8 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.