ECLI:NL:RBZWB:2024:5481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/425356 / JE RK 24-1454
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Duinhof
  • D. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden

Op 6 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een spoedprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de moeder van [minderjarige] als belanghebbende aangemerkt, die op dat moment in detentie zat na een arrestatie door de politie. De moeder was vermoedelijk onder invloed van alcohol tijdens de arrestatie en er waren zorgen over de zorg voor [minderjarige]. De GI verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, omdat er grote zorgen waren over de veiligheid en het welzijn van [minderjarige]. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk was om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening, gezien de onduidelijkheid over de duur van de detentie van de moeder en de zorgen over een mogelijke opvang bij een persoon uit het netwerk van de moeder. De kinderrechter verleende de machtiging voor de duur van twee weken, met ingang van 6 augustus 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokken partijen om hun mening te geven tijdens een toekomstige mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425356 / JE RK 24-1454
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Middelburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
Aan de moeder is als advocaat toegevoegd mr. C.E.J.E. te Kouijzer.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 6 augustus 2024, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 24 mei 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 24 mei 2024 en tot 24 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot einde ondertoezichtstelling en om deze beschikking onverwijld af te geven, zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden.

4.De beoordeling

4.1
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3
Op grond van de overgelegde stukken komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is om de verzochte spoedmachtiging te verlenen. Gebleken is dat er grote zorgen zijn over de situatie van [minderjarige] . De moeder van [minderjarige] is gearresteerd door de politie en [minderjarige] is getuige geweest van deze arrestatie. De moeder zou onder invloed zijn geweest van alcohol. De moeder zit in detentie en momenteel is er niemand die de zorg voor [minderjarige] op kan pakken. Op dit moment is het onduidelijk hoe lang de moeder nog in detentie moet blijven. Een persoon uit het netwerk van de moeder heeft aangegeven dat [minderjarige] bij haar kan verblijven, maar gebleken is dat de GI zorgen heeft over deze persoon. Het is van belang dat [minderjarige] zo snel mogelijk naar een veilige plek wordt gebracht waar ze tot rust kan komen.
4.4
Gelet op het voorgaande komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] in het belang van haar verzorging en opvoeding met spoed uit huis wordt geplaatst in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) en dat de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . De GI en de moeder worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op het verzoek op de hierna vermelde mondelinge behandeling.
4.5
In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van twee weken worden verleend met ingang van 6 augustus 2024 en tot 20 augustus 2024, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek, als in het dictum vermeld.
4.6
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 6 augustus 2024 en tot 20 augustus 2024;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
houdt het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 om [uur] voor de duur van 30 minuten ten overstaan van mr. Dijkman,welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en haar advocaat;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.