Op 6 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een spoedprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de moeder van [minderjarige] als belanghebbende aangemerkt, die op dat moment in detentie zat na een arrestatie door de politie. De moeder was vermoedelijk onder invloed van alcohol tijdens de arrestatie en er waren zorgen over de zorg voor [minderjarige]. De GI verzocht om een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing, omdat er grote zorgen waren over de veiligheid en het welzijn van [minderjarige]. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk was om [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening, gezien de onduidelijkheid over de duur van de detentie van de moeder en de zorgen over een mogelijke opvang bij een persoon uit het netwerk van de moeder. De kinderrechter verleende de machtiging voor de duur van twee weken, met ingang van 6 augustus 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokken partijen om hun mening te geven tijdens een toekomstige mondelinge behandeling.