ECLI:NL:RBZWB:2024:5483

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
11105853 \ VV EXPL 24-27 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling koopsom niet-geleverde auto in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Timmermans, vorderde de terugbetaling van de koopsom voor een auto die niet geleverd was. De gedaagde partij, die niet verschenen was, had eerder verweer gevoerd tegen een vordering tot terugbetaling van een onverschuldigde betaling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat de koopovereenkomst was ontbonden en dat de gedaagde had toegezegd de koopsom terug te betalen. De rechter wees het bedrag van € 8.470,00 toe, inclusief wettelijke rente vanaf 13 februari 2024. De vordering tot terugbetaling van de onverschuldigde betaling werd afgewezen, omdat niet vaststond door wiens schuld de leenauto in brand was gevlogen. De eiser had ook een eigen bijdrage voor een toevoeging gevorderd, maar deze werd niet afzonderlijk toegewezen, omdat deze al in de proceskosten was begrepen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 765,00 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11105853 \ VV EXPL 24-27
Vonnis in kort geding van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.A.M. Timmermans,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijf van gedaagde],
zaakdoende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 juli 2024 met de daarin genoemde stukken,
- het oproepingsexploot van 2 juli 2024,
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Verstek
2.1.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen, zodat tegen haar verstek is verleend.
Kort geding
2.2.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van [eiser] op [gedaagde] voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. [eiser] heeft onweersproken en gemotiveerd gesteld een spoedeisend belang te hebben bij zijn vorderingen, zodat de voorzieningenrechter dit spoedeisend belang aanneemt.
Terugbetaling koopsom
2.3.
Uit de overgelegde Whatsapp-correspondentie volgt dat de koopovereenkomst voor de auto tussen partijen is ontbonden en dat [gedaagde] , bij monde van de heer [naam] , aan [eiser] heeft toegezegd dat hij de koopsom van de auto terugbetaald krijgt. Nu er geen terugbetaling heeft plaatsgevonden acht de voorzieningenrechter het onder deze omstandigheden voldoende aannemelijk dat [eiser] een vordering op [gedaagde] heeft en dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
2.4.
Ter zitting heeft mr. Timmermans aangegeven dat in het petitum van de dagvaarding van 14 juni 2024 een verschrijving staat. In plaats van € 8.740,00 heeft [eiser] € 8.470,00 voor de auto betaald. De voorzieningenrechter wijst daarom het bedrag van € 8.470,00 toe.
2.5.
[eiser] heeft betaling van wettelijke rente gevorderd. Aangezien aan de vereisten van artikel 6:119 BW is voldaan, wordt deze rente toegewezen over de toewijsbare hoofdsom. Omdat niet duidelijk is of het in de dagvaarding genoemde bedrag aan rente is berekend over € 8.740,00 of over € 8.470,00, zal de voorzieningenrechter de rente toewijzen over € 8.470,00 vanaf de in de dagvaarding genoemde datum van 13 februari 2024.
Onverschuldigde betaling
2.6.
De vordering betreffende van de betaling waarvan [eiser] stelt dat hij deze onverschuldigd heeft verricht zal worden afgewezen. Uit de dagvaarding volgt namelijk dat [gedaagde] , bij monde van de heer [naam] , verweer heeft gevoerd tegen deze vordering. Het staat daardoor niet vast door wiens schuld de leenauto in brand is gevlogen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat op dit moment niet voldoende aannemelijk is dat [eiser] een vordering op [gedaagde] heeft op grond van onverschuldigde betaling.
Eigen bijdrage
2.7.
De door [eiser] betaalde eigen bijdrage voor de verleende toevoeging, waarvan [eiser] betaling heeft gevorderd, wordt geacht in het toe te wijzen bedrag aan proceskosten te zijn begrepen, zodat deze vordering niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komt.
Proceskosten
2.8.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. In dat geval worden de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van een exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [eiser] . [eiser] heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Uit het exploot van 14 juni 2024 volgt niet dat verschotten in rekening zijn gebracht, nu de kosten van het exploot volgens de deurwaarder € 112,37 bedragen, dus conform de Btag-tarieven. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
(tarief verstek kort geding kanton)
- nakosten
135,00
+
Totaal
765,00
2.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter,
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.470,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 13 februari 2024,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 765,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.