ECLI:NL:RBZWB:2024:5485

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10776798 \ MB VERZ 23-407
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen omdat het kenteken van zijn motorrijtuig niet behoorlijk zichtbaar was. Betrokkene heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep aangetekend bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene verklaard dat hij zich niet bewust was van de onzichtbaarheid van de kentekenplaten en dat hij deze fout direct na staandehouding heeft hersteld. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de boete te matigen, onder andere omdat betrokkene niet is gehoord door de officier van justitie en omdat de redelijke termijn is overschreden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende vaststaat. Echter, de kantonrechter heeft ook vastgesteld dat er sprake is van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is. Daarnaast is de redelijke termijn van berechting overschreden, wat ook heeft bijgedragen aan de beslissing om de boete te matigen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete vastgesteld op € 50,- en de beslissing van de officier van justitie vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10776798 \ MB VERZ 23-407
CJIB-nummer: 6062 5422 4570 7074
uitspraakdatum: 2 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: het kenteken is niet behoorlijk zichtbaar aanwezig op of aan het motorrijtuig op de Mr. F.J. Haarmanweg te Terneuzen op 16 november 2021 om 14.26 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd een fout te hebben gemaakt door zich niet bewust te zijn dat de kentekenplaten niet zichtbaar waren. Na staandehouding heeft betrokkene direct deze fout hersteld. Niemand is in gevaar gebracht en dit is niet met voorbedachten rade gedaan.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat de verbalisant een waarschuwing had kunnen geven. Betrokkene heeft ter zitting stukken overgelegd waaruit haar beperkte inkomen blijkt.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging staat voldoende vast. Een verbalisant heeft de bevoegdheid om te bekeuren of een waarschuwing te geven.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie én te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging niet.
De boete is dus terecht opgelegd.
Discretionaire bevoegdheid verbalisant
Betrokkene stelt voorts dat de verbalisant had kunnen volstaan met een waarschuwing. Een politieambtenaar heeft voor het opleggen van een boete op grond van de Wahv een zekere discretionaire bevoegdheid. De politieambtenaar kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval afzien van het opleggen van een boete. In dit geval is niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan de verbalisant had moeten afzien van het opleggen van de boete.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 16 november 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim 7 maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Conclusie
Omdat sprake is van een schending van de hoorplicht, de redelijke termijn is overschreden én gelet op de aangevoerde persoonlijke omstandigheden door betrokkene, zal de kantonrechter de boete matigen. De boete zal worden gematigd tot € 50,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 50,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 100,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: