ECLI:NL:RBZWB:2024:5486

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10776830 \ MB VERZ 23-409
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens negeren van rood verkeerslicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de N256 Deltaweg. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 zijn zowel betrokkene als zijn gemachtigde, mr. C. de Lange, verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, namelijk het doorgaan bij een rood verkeerslicht, niet voldoende was aangetoond. De foto’s toonden aan dat betrokkene de stopstreep had gepasseerd, maar niet dat het verkeerslicht was genegeerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de feitcode die aan de boete was gekoppeld, onjuist was en heeft deze gewijzigd naar R620, wat resulteerde in een lagere boete van € 75,-. Bovendien heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep.

De kantonrechter heeft ook een proceskostenvergoeding toegekend aan betrokkene, die is berekend op € 437,50. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de inleidende beschikking is gewijzigd. Betrokkene zal het teveel betaalde bedrag van € 175,- terugontvangen van de officier van justitie. De uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10776830 \ MB VERZ 23-409
CJIB-nummer: 1062 5422 5237 3461
uitspraakdatum: 2 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. C. de Lange

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de N256 Deltaweg kruising Nieuwe Rijksweg op 9 september 2022 om 20.31 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de bestuurster van het voertuig wel over de stopstreep is gereden maar niet het rode licht heeft genegeerd. Er is op tijd geremd tot stilstand voor het rode licht. Uit de foto van de gedraging blijkt ook niet dat het rode verkeerslicht is genegeerd en is te zien dat de remlichten van het voertuig branden. Met een remweg van 3,22 meter staat niet onherroepelijk vast dat het passeren van het rode licht moet volgen.
Subsidiair wordt aangevoerd dat het voertuig heeft geremd en op korte afstand van waar deze op de foto te zien is, tot stilstand zou komen en dus niet het kruisingsvak heeft bereikt. Omdat de dochter van betrokkene de bestuurster van het voertuig was, zal zij de boete moeten betalen. Dit is financieel gezien niet mogelijk.
Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting hebben betrokkene en gemachtigde hieraan toegevoegd dat er een forse afstand zit tussen de stopstreep en de geplaatste verkeerslichten.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op de foto’s van de gedraging is niet duidelijk zichtbaar dat het verkeerslicht is gepasseerd. Omdat de gemiddelde snelheid wordt vermeld op de foto van de gedraging is het mogelijk dat de snelheid op de 2e foto van de gedraging lager ligt. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de feitcode te wijzigen in: R620 met als sanctiebedrag
€ 100,-. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt ook het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord en hierop niet is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de bestuurster van het voertuig het rood uitstralende verkeerlicht is gepasseerd. Wel blijkt voldoende uit de stukken in het dossier - met name uit de foto’s van de gedraging - dat de stopstreep voor het verkeerlicht is gepasseerd.
Aan betrokkene is een boete opgelegd voor feitcode R602 met als omschrijving “doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat”. Uit het dossier en de stellingen van betrokkene is gebleken dat deze feitcode niet juist is. De verbalisant had feitcode R620 moeten gebruiken met als omschrijving “als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is”. Bij die feitcode hoort een lager boetebedrag van € 100,-.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt betrokkene door deze wijziging van de feitcode niet in zijn belangen geschaad. Voor betrokkene was voldoende duidelijk waar de boete betrekking op had. Aan de gewijzigde feitcode ligt geen ander feitencomplex ten grondslag. De feitcode zal daarom worden gewijzigd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Toekennen proceskostenvergoeding
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- =
€ 218,75
totaal € 437,50

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
- wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat de feitcode wordt gewijzigd in R620 met als omschrijving: “als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is”;
- verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 175,-, dat betrokkene teveel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
- veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: