Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 218,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de N256 Deltaweg. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 zijn zowel betrokkene als zijn gemachtigde, mr. C. de Lange, verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, namelijk het doorgaan bij een rood verkeerslicht, niet voldoende was aangetoond. De foto’s toonden aan dat betrokkene de stopstreep had gepasseerd, maar niet dat het verkeerslicht was genegeerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de feitcode die aan de boete was gekoppeld, onjuist was en heeft deze gewijzigd naar R620, wat resulteerde in een lagere boete van € 75,-. Bovendien heeft de kantonrechter geoordeeld dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep.
De kantonrechter heeft ook een proceskostenvergoeding toegekend aan betrokkene, die is berekend op € 437,50. De beslissing van de officier van justitie is vernietigd en de inleidende beschikking is gewijzigd. Betrokkene zal het teveel betaalde bedrag van € 175,- terugontvangen van de officier van justitie. De uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.