ECLI:NL:RBZWB:2024:5487

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10785708 \ MB VERZ 23-416
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete gedeeltelijk gegrond wegens schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 8 km/u te hard op de N256 Deltaweg. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, namens de officier van justitie het standpunt ingenomen dat de gedraging voldoende vaststaat en verzocht om matiging van de boete met 25% vanwege schending van de hoorplicht. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde dat de officier van justitie betrokkene niet had gehoord, wat in strijd was met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter besloot de boete te matigen en droeg de officier van justitie op om het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd openbaar gedaan en er was geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10785708 \ MB VERZ 23-416
CJIB-nummer: 9062 5422 5207 7422
uitspraakdatum: 2 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 8 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N256 Deltaweg kruising Nieuwe Rijksweg op 28 augustus 2022 om 20.02 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Naderend naar het verkeerslicht verhoogde betrokkene zijn snelheid omdat verderop de maximaal toegestane snelheid van 100 km/u zou gaan gelden en om te voorkomen dat bruusk geremd moest worden als het verkeerslicht op rood zou springen. Op de Deltaweg is, naar het betreffende kruispunt toe, geen bord A1 waar te nemen en ziet deze weg eruit als een snelweg. Betrokkene heeft de verkeersveiligheid van zichzelf maar ook van de andere verkeersdeelnemers niet in het gedrang gebracht.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd de volgende keer bij zo’n situatie constant dezelfde snelheid te blijven rijden. Bij het rijden op een motor is de waarneming van het overige verkeer anders dan bij het rijden in een auto. Het langzamer rijden bij een verkeerlicht kan ook opgevat worden als pesterij.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging staat voldoende vast. Met behulp van een flitspaal is gemeten dat betrokkene te hard heeft gereden. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet. Bij het waarnemen van een verkeerslicht moet de snelheid worden verminderd voor het geval het verkeerlicht op rood springt.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord en hierop niet is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging niet.
De boete is dus terecht opgelegd.
Van weggebruikers wordt verwacht dat zij hun weggedrag zodanig afstemmen op verkeerssituaties en verkeerstekens, zoals een verkeerslicht, dat zij in staat zijn daarop tijdig te anticiperen. Bij het naderen van een verkeerslicht dient de snelheid zodanig te worden aangepast dat tijdig kan worden gestopt. Extra gas geven om alsnog voorbij het groen uitstralende verkeerlicht te rijden, kan niet worden aangemerkt als het anticiperen op het verkeerslicht gelet op de mogelijkheid dat deze op rood kan springen en stoppen noodzakelijk is.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 39,75, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 13,25, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: